Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. bakkeleien:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for bakkeleien from Dutch to Swedish

bakkeleien:

bakkeleien verbe (bakkelei, bakkeleit, bakkeleide, bakkeleiden, gebakkeleid)

  1. bakkeleien (knokken; vechten; duelleren; kampen; matten)
    slåss; gräla; gruffas
    • slåss verbe (slåss igen, slogs igen, slagits)
    • gräla verbe (grälar, grälade, grälat)
    • gruffas verbe (gruffas, gruffades, gruffats)
  2. bakkeleien (bekvechten; ruzieën; twisten; hakketakken)
    tvista; gräla; kiva; gnabbas; munhuggas
    • tvista verbe (tvistar, tvistade, tvistat)
    • gräla verbe (grälar, grälade, grälat)
    • kiva verbe (kivar, kivade, kivat)
    • gnabbas verbe (gnabbas, gnabbades, gnabbats)
    • munhuggas verbe (munhuggaar, munhuggaade, munhuggat)

Conjugations for bakkeleien:

o.t.t.
  1. bakkelei
  2. bakkeleit
  3. bakkeleit
  4. bakkeleien
  5. bakkeleien
  6. bakkeleien
o.v.t.
  1. bakkeleide
  2. bakkeleide
  3. bakkeleide
  4. bakkeleiden
  5. bakkeleiden
  6. bakkeleiden
v.t.t.
  1. heb gebakkeleid
  2. hebt gebakkeleid
  3. heeft gebakkeleid
  4. hebben gebakkeleid
  5. hebben gebakkeleid
  6. hebben gebakkeleid
v.v.t.
  1. had gebakkeleid
  2. had gebakkeleid
  3. had gebakkeleid
  4. hadden gebakkeleid
  5. hadden gebakkeleid
  6. hadden gebakkeleid
o.t.t.t.
  1. zal bakkeleien
  2. zult bakkeleien
  3. zal bakkeleien
  4. zullen bakkeleien
  5. zullen bakkeleien
  6. zullen bakkeleien
o.v.t.t.
  1. zou bakkeleien
  2. zou bakkeleien
  3. zou bakkeleien
  4. zouden bakkeleien
  5. zouden bakkeleien
  6. zouden bakkeleien
diversen
  1. bakkelei!
  2. bakkeleit!
  3. gebakkeleid
  4. bakkeleiende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bakkeleien:

VerbRelated TranslationsOther Translations
gnabbas bakkeleien; bekvechten; hakketakken; ruzieën; twisten kibbelen
gruffas bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; matten; vechten
gräla bakkeleien; bekvechten; duelleren; hakketakken; kampen; knokken; matten; ruzieën; twisten; vechten in onmin geraken; kiften; kijven; krakelen; ruzie hebben; ruzie maken; ruziën; twisten; uitbrander geven
kiva bakkeleien; bekvechten; hakketakken; ruzieën; twisten
munhuggas bakkeleien; bekvechten; hakketakken; ruzieën; twisten
slåss bakkeleien; duelleren; kampen; knokken; matten; vechten een strijd houden; frezen; kleine gevechten leveren; schermutselen
tvista bakkeleien; bekvechten; hakketakken; ruzieën; twisten in onmin geraken; kiften; kijven; krakelen; ruzie hebben; ruzie maken; ruziën; twisten

Wiktionary Translations for bakkeleien:


Cross Translation:
FromToVia
bakkeleien gräla streiten(sich mit jemandem über etwas streiten) wütend eine Auseinandersetzung haben
bakkeleien strida streiten(sich mit jemandem um etwas streiten) einen aggressiven Kampf führen, um etwas zu erlangen