Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. bejubelen:


Dutch

Detailed Translations for bejubelen from Dutch to Swedish

bejubelen:

bejubelen verbe (bejubel, bejubelt, bejubelde, bejubelden, bejubeld)

  1. bejubelen (toejuichen)
    inspirera; stimulera; uppmuntra
    • inspirera verbe (inspirerar, inspirerade, inspirerat)
    • stimulera verbe (stimulerar, stimulerade, stimulerat)
    • uppmuntra verbe (uppmuntrar, uppmuntrade, uppmuntrat)

Conjugations for bejubelen:

o.t.t.
  1. bejubel
  2. bejubelt
  3. bejubelt
  4. bejubelen
  5. bejubelen
  6. bejubelen
o.v.t.
  1. bejubelde
  2. bejubelde
  3. bejubelde
  4. bejubelden
  5. bejubelden
  6. bejubelden
v.t.t.
  1. heb bejubeld
  2. hebt bejubeld
  3. heeft bejubeld
  4. hebben bejubeld
  5. hebben bejubeld
  6. hebben bejubeld
v.v.t.
  1. had bejubeld
  2. had bejubeld
  3. had bejubeld
  4. hadden bejubeld
  5. hadden bejubeld
  6. hadden bejubeld
o.t.t.t.
  1. zal bejubelen
  2. zult bejubelen
  3. zal bejubelen
  4. zullen bejubelen
  5. zullen bejubelen
  6. zullen bejubelen
o.v.t.t.
  1. zou bejubelen
  2. zou bejubelen
  3. zou bejubelen
  4. zouden bejubelen
  5. zouden bejubelen
  6. zouden bejubelen
diversen
  1. bejubel!
  2. bejubelt!
  3. bejubeld
  4. bejubelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bejubelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
stimulera bemoedigingen
uppmuntra bemoedigingen
VerbRelated TranslationsOther Translations
inspirera bejubelen; toejuichen bezielen; een inspirerende werking hebben; inboezemen; ingeven; inspireren
stimulera bejubelen; toejuichen aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; activeren; animeren; bemoedigen; bezielen; iemand motiveren; oppeppen; opwekken; prikkelen; stimuleren; toemoedigen; vooruitschoppen
uppmuntra bejubelen; toejuichen aanmoedigen; aanvuren; aanzetten tot; bemoedigen; bezielen; blij maken; geruststellen; iemand begunstigen; instigeren; moed inspreken; motiveren; opbeuren; opfleuren; opmonteren; provoceren; stimuleren; toejuichen; toemoedigen; verkwikken; voorschuiven; voortrekken; vrolijker worden
ModifierRelated TranslationsOther Translations
uppmuntra opgekikkerd; opgeknapt