Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. betreden:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for betreden from Dutch to Swedish

betreden:

betreden verbe (betreed, betreedt, betrad, betraden, betreden)

  1. betreden (binnentreden; binnenkomen; ingaan; )
    komma in; gå in; kliva in
    • komma in verbe (kommer in, komm in, kommit in)
    • gå in verbe (går in, gick in, gått in)
    • kliva in verbe (kliver in, klev in, klivit in)
  2. betreden (bewandelen; te voet afleggen; belopen)
    gå på; beträda; vandra på
    • gå på verbe (går på, gick på, gått på)
    • beträda verbe (beträder, beträdde, beträtt)
    • vandra på verbe (vandrar på, vandrade på, vandrat på)
  3. betreden
    beträda
    • beträda verbe (beträder, beträdde, beträtt)

Conjugations for betreden:

o.t.t.
  1. betreed
  2. betreedt
  3. betreedt
  4. betreden
  5. betreden
  6. betreden
o.v.t.
  1. betrad
  2. betrad
  3. betrad
  4. betraden
  5. betraden
  6. betraden
v.t.t.
  1. heb betreden
  2. hebt betreden
  3. heeft betreden
  4. hebben betreden
  5. hebben betreden
  6. hebben betreden
v.v.t.
  1. had betreden
  2. had betreden
  3. had betreden
  4. hadden betreden
  5. hadden betreden
  6. hadden betreden
o.t.t.t.
  1. zal betreden
  2. zult betreden
  3. zal betreden
  4. zullen betreden
  5. zullen betreden
  6. zullen betreden
o.v.t.t.
  1. zou betreden
  2. zou betreden
  3. zou betreden
  4. zouden betreden
  5. zouden betreden
  6. zouden betreden
diversen
  1. betreed!
  2. betreedt!
  3. betreden
  4. betredend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for betreden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
beträda belopen; betreden; bewandelen; te voet afleggen
gå in betreden; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; ingaan
gå på belopen; betreden; bewandelen; te voet afleggen doorduwen
kliva in betreden; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; ingaan
komma in betreden; binnengaan; binnenkomen; binnenlopen; binnenstappen; binnentreden; ingaan aangaan; aanknopen; aantreden; toetreden
vandra på belopen; betreden; bewandelen; te voet afleggen

Wiktionary Translations for betreden:


Cross Translation:
FromToVia
betreden beträda betreten — auf eine Fläche steigen
betreden beträda betreten — in einen Raum gehen