Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. bevaren:


Dutch

Detailed Translations for bevaren from Dutch to Swedish

bevaren:

bevaren verbe (bevaar, bevaart, bevoer, bevoeren, bevaren)

  1. bevaren (varen; navigeren)
    segla; navigera
    • segla verbe (seglar, seglade, seglat)
    • navigera verbe (navigerar, navigerade, navigerat)

Conjugations for bevaren:

o.t.t.
  1. bevaar
  2. bevaart
  3. bevaart
  4. bevaren
  5. bevaren
  6. bevaren
o.v.t.
  1. bevoer
  2. bevoer
  3. bevoer
  4. bevoeren
  5. bevoeren
  6. bevoeren
v.t.t.
  1. heb bevaren
  2. hebt bevaren
  3. heeft bevaren
  4. hebben bevaren
  5. hebben bevaren
  6. hebben bevaren
v.v.t.
  1. had bevaren
  2. had bevaren
  3. had bevaren
  4. hadden bevaren
  5. hadden bevaren
  6. hadden bevaren
o.t.t.t.
  1. zal bevaren
  2. zult bevaren
  3. zal bevaren
  4. zullen bevaren
  5. zullen bevaren
  6. zullen bevaren
o.v.t.t.
  1. zou bevaren
  2. zou bevaren
  3. zou bevaren
  4. zouden bevaren
  5. zouden bevaren
  6. zouden bevaren
diversen
  1. bevaar!
  2. bevaart!
  3. bevaren
  4. bevarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for bevaren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
navigera bevaren; navigeren; varen
segla bevaren; navigeren; varen afvaren; gaan varen; uitvaren; van wal gaan; varen; zeilen