Summary
Dutch to Swedish: more detail...
- congruent zijn:
-
Wiktionary:
- congruent zijn → stämma överens, korrespondera, sammanträffa, sammanfalla
Dutch
Detailed Translations for congruent zijn from Dutch to Swedish
congruent zijn:
congruent zijn verbe (ben congruent, bent congruent, is congruent, was congruent, waren congruemt, congruent geweest)
-
congruent zijn (overeenstemmen; kloppen)
Conjugations for congruent zijn:
o.t.t.
- ben congruent
- bent congruent
- is congruent
- zijn congruent
- zijn congruent
- zijn congruent
o.v.t.
- was congruent
- was congruent
- was congruent
- waren congruemt
- waren congruemt
- waren congruemt
v.t.t.
- ben congruent geweest
- bent congruent geweest
- is congruent geweest
- zijn congruent geweest
- zijn congruent geweest
- zijn congruent geweest
v.v.t.
- was congruent geweest
- was congruent geweest
- was congruent geweest
- waren congruent geweest
- waren congruent geweest
- waren congruent geweest
o.t.t.t.
- zal congruent zijn
- zult congruent zijn
- zal congruent zijn
- zullen congruent zijn
- zullen congruent zijn
- zullen congruent zijn
o.v.t.t.
- zou congruent zijn
- zou congruent zijn
- zou congruent zijn
- zouden congruent zijn
- zouden congruent zijn
- zouden congruent zijn
diversen
- ben congruent!
- congruent geweest
- congruent zijnd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
congruent zijn
Translation Matrix for congruent zijn:
Noun | Related Translations | Other Translations |
vara kongruent | congruent zijn | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
motsvara | congruent zijn; kloppen; overeenstemmen | opwegen |
överensstämma | congruent zijn; kloppen; overeenstemmen | overeenkomst vertonen |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
motsvara | daaraan beantwoordend |
Wiktionary Translations for congruent zijn:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• congruent zijn | → stämma överens; korrespondera | ↔ correspondre — Être en rapport de symétrie et d’harmonie avec quelque chose. |
• congruent zijn | → sammanträffa; sammanfalla | ↔ coïncider — géométrie|fr S’ajuster l’un sur l’autre dans toutes les parties, parler de lignes, de surfaces. |