Dutch
Detailed Translations for dorst hebben from Dutch to Swedish
dorst hebben:
-
dorst hebben
-
dorst hebben
Conjugations for dorst hebben:
o.t.t.
- heb dorst
- hebt dorst
- heeft dorst
- hebben dorst
- hebben dorst
- hebben dorst
o.v.t.
- had dorst
- had dorst
- had dorst
- hadden dorst
- hadden dorst
- hadden dorst
v.t.t.
- heb dorst gehad
- hebt dorst gehad
- heeft dorst gehad
- hebben dorst gehad
- hebben dorst gehad
- hebben dorst gehad
v.v.t.
- had dorst gehad
- had dorst gehad
- had dorst gehad
- hadden dorst gehad
- hadden dorst gehad
- hadden dorst gehad
o.t.t.t.
- zal dorst hebben
- zult dorst hebben
- zal dorst hebben
- zullen dorst hebben
- zullen dorst hebben
- zullen dorst hebben
o.v.t.t.
- zou dorst hebben
- zou dorst hebben
- zou dorst hebben
- zouden dorst hebben
- zouden dorst hebben
- zouden dorst hebben
diversen
- heb dorst!
- dorst gehad
- dorst hebbend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for dorst hebben:
Verb | Related Translations | Other Translations |
törsta | dorst hebben | |
vara törstig | dorst hebben |