Dutch
Detailed Translations for draai from Dutch to Swedish
draai:
Translation Matrix for draai:
Noun | Related Translations | Other Translations |
buktning | bocht; draai; kromming; kromte | |
böjelse | draai; kronkel; twist; verdraaiing | declinatie; genegenheid; geneigdheid; gezindheid; glooiing; glooiingshoek; hang; inclinatie; keer; kentering; neiging; ombuiging; omkeer; ommekeer; ommezwaai; omslag |
böjning | bocht; draai; kromming; kromte | buiging; declineren; draaiing; genegenheid; inclinatie; verbuigen |
krökning | bocht; draai; kromming; kromte | kromme |
kurva | bocht; draai; kromming; kromte; kronkel; ronding | buiging; kromme; kromming |
perversion | draai; kronkel; twist; verdraaiing | perversie |
rotation | draai; omdraaiing; wending | draaiing; omwenteling; rotatie; wenteling |
öglad | draai; kink; knoop; kronkel; lus; lusvormige kromming | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
kurva | buigen; krom buigen; krommen |
Related Words for "draai":
draaien:
Conjugations for draaien:
o.t.t.
- draai
- draait
- draait
- draaien
- draaien
- draaien
o.v.t.
- draaide
- draaide
- draaide
- draaiden
- draaiden
- draaiden
v.t.t.
- heb gedraaid
- hebt gedraaid
- heeft gedraaid
- hebben gedraaid
- hebben gedraaid
- hebben gedraaid
v.v.t.
- had gedraaid
- had gedraaid
- had gedraaid
- hadden gedraaid
- hadden gedraaid
- hadden gedraaid
o.t.t.t.
- zal draaien
- zult draaien
- zal draaien
- zullen draaien
- zullen draaien
- zullen draaien
o.v.t.t.
- zou draaien
- zou draaien
- zou draaien
- zouden draaien
- zouden draaien
- zouden draaien
en verder
- ben gedraaid
- bent gedraaid
- is gedraaid
- zijn gedraaid
- zijn gedraaid
- zijn gedraaid
diversen
- draai!
- draait!
- gedraaid
- draaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for draaien:
Noun | Related Translations | Other Translations |
vändande | draaien; zwenken | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
snurra | draaien; keren; kolken; ronddraaien; rondtollen; tollen; wenden | kolken; kroelen; wervelen; wielen |
svänga | draaien; wenden; zwenken | buigen; iets omdraaien; krommen; omkeren; oscilleren; schommelen; welven; wiegelen; wiegen; zwengelen |
svänga runt | draaien; kolken; ronddraaien | dichtrijgen; dichtsnoeren; omzwaaien; omzwenken; rijgen |
virvla | draaien; kolken; ronddraaien | kolken; kroelen; wervelen; wielen; zwieren |
vrida | draaien; keren; omdraaien; wenden | wrikken; zich wringen |
vända | draaien; keren; wenden | iets omdraaien; kenteren; omkeren; omwenden; rondwentelen; spiegelen |
vända sig | draaien; kantelen; rollen; ronddraaien; roteren; wenden; wentelen; zwenken | omklappen; omrollen; omwentelen; zich omdraaien |
vända sig om | draaien; keren; omdraaien; wenden | |
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
rotering | draaien |