Dutch
Detailed Translations for elkaar zien from Dutch to Swedish
elkaar zien:
-
elkaar zien (elkaar ontmoeten; afspreken; treffen; samenkomen)
Conjugations for elkaar zien:
o.t.t.
- zien elkaar
- zien elkaar
- zien elkaar
o.v.t.
- zagen elkaar
- zagen elkaar
- zagen elkaar
v.t.t.
- hebben elkaar gezien
- hebben elkaar gezien
- hebben elkaar gezien
v.v.t.
- hadden elkaar gezien
- hadden elkaar gezien
- hadden elkaar gezien
o.t.t.t.
- zullen elkaar zien
- zullen elkaar zien
- zullen elkaar zien
o.v.t.t.
- zouden elkaar zien
- zouden elkaar zien
- zouden elkaar zien
diversen
- ziet elkaar!
- elkaar gezien
- elkaar ziend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for elkaar zien:
Verb | Related Translations | Other Translations |
samlas | afspreken; elkaar ontmoeten; elkaar zien; samenkomen; treffen | assembleren; bij elkaar komen; bijeen krijgen; bijeenkomen; in elkaar zetten; monteren; samenkomen; samenstromen; verzamelen |
träffa varandra | afspreken; elkaar ontmoeten; elkaar zien; samenkomen; treffen | |
träffas | afspreken; elkaar ontmoeten; elkaar zien; samenkomen; treffen | elkaar ontmoeten |