Summary
Dutch
Detailed Translations for gelegd from Dutch to Swedish
gelegd:
Translation Matrix for gelegd:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
lagt | gelegd | |
satt | gelegd | gedrongen |
stoppad | gelegd | opgevuld; volgestopt |
stoppat | gelegd | bekleed; gestoffeerd; gestopt; opgehouden; opgevuld; uitgescheiden; volgestopt |
gelegd form of leggen:
-
leggen (deponeren; plaatsen; zetten; neerleggen; stationeren; neerzetten)
-
leggen (zetten; plaatsen)
-
leggen (neerleggen; plaatsen; deponeren; wegleggen)
-
leggen (deponeren)
Conjugations for leggen:
o.t.t.
- leg
- legt
- legt
- leggen
- leggen
- leggen
o.v.t.
- legde
- legde
- legde
- legden
- legden
- legden
v.t.t.
- heb gelegd
- hebt gelegd
- heeft gelegd
- hebben gelegd
- hebben gelegd
- hebben gelegd
v.v.t.
- had gelegd
- had gelegd
- had gelegd
- hadden gelegd
- hadden gelegd
- hadden gelegd
o.t.t.t.
- zal leggen
- zult leggen
- zal leggen
- zullen leggen
- zullen leggen
- zullen leggen
o.v.t.t.
- zou leggen
- zou leggen
- zou leggen
- zouden leggen
- zouden leggen
- zouden leggen
en verder
- ben gelegd
- bent gelegd
- is gelegd
- zijn gelegd
- zijn gelegd
- zijn gelegd
diversen
- leg!
- legt!
- gelegd
- leggend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het leggen (werk neerleggen; ophouden met)
Translation Matrix for leggen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
lägga ner arbetet | leggen; ophouden met; werk neerleggen | |
sätta ner | neerzetten | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
lägga | deponeren; leggen; plaatsen; zetten | bijzetten; inklinken; neerzetten; plaatsen; situeren; zetten; zich afspelen |
lägga ner | deponeren; leggen; neerleggen; neerzetten; plaatsen; stationeren; wegleggen; zetten | neervlijen; vlijen |
placera | deponeren; leggen; neerleggen; plaatsen; wegleggen; zetten | bijzetten; inklinken; koloniseren; neerzetten; plaatsen; settelen; situeren; vestigen; zetten; zich afspelen |
ställa | deponeren; leggen | bijzetten; inklinken; neerzetten; op stal zetten; plaatsen; situeren; zetten; zich afspelen |
sätta | leggen; plaatsen; zetten | bijzetten; inklinken; neerzetten; plaatsen; situeren; zetten; zich afspelen |
sätta ner | deponeren; leggen; neerleggen; neerzetten; plaatsen; stationeren; zetten | bijzetten; neerzetten; plaatsen; zetten |
Related Words for "leggen":
Related Definitions for "leggen":
Wiktionary Translations for leggen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• leggen | → lägga | ↔ lay — to place something down in a position of rest |
• leggen | → lägga | ↔ lay — to deposit an egg |
• leggen | → sätta; ställa; lägga; he; placera | ↔ put — to place something somewhere |
• leggen | → accentuera | ↔ accentuer — marquer d’un accent. |
• leggen | → använda; begagna; bruka; lägga; ställa; sätta | ↔ appliquer — mettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher. |
• leggen | → lägga | ↔ coucher — Coucher quelqu’un |
• leggen | → lägga; ställa; sätta | ↔ mettre — placer une personne, ou un animal, ou une chose dans un lieu déterminé. |
• leggen | → lägga; ställa; sätta; bygga; inreda; inställa; göra | ↔ poser — placer, mettre sur quelque chose. |