Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. geleidend:
  2. geleiden:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for geleidend from Dutch to Swedish

geleidend:

geleidend adj

  1. geleidend (stroom doorgevend)

Translation Matrix for geleidend:

NounRelated TranslationsOther Translations
ledande aanvoeren; aanvoering; leiding; voorgaan
ModifierRelated TranslationsOther Translations
ledande geleidend; stroom doorgevend aanvoerend; dominant; eerste; gezaghebbend; leidend; maatgevend; richtinggevend; toonaangevend; vooraanstaande

geleiden:

geleiden verbe (geleid, geleidt, geleidde, geleidden, geleid)

  1. geleiden (vergezellen; begeleiden; chaperonneren; )
    ackompanjera; följa; ledsaga; eskortera
    • ackompanjera verbe (ackompanjerar, ackompanjerade, ackompanjerat)
    • följa verbe (följer, följde, följt)
    • ledsaga verbe (ledsagar, ledsagade, ledsagat)
    • eskortera verbe (eskorterar, eskorterade, eskorterat)

Conjugations for geleiden:

o.t.t.
  1. geleid
  2. geleidt
  3. geleidt
  4. geleiden
  5. geleiden
  6. geleiden
o.v.t.
  1. geleidde
  2. geleidde
  3. geleidde
  4. geleidden
  5. geleidden
  6. geleidden
v.t.t.
  1. heb geleid
  2. hebt geleid
  3. heeft geleid
  4. hebben geleid
  5. hebben geleid
  6. hebben geleid
v.v.t.
  1. had geleid
  2. had geleid
  3. had geleid
  4. hadden geleid
  5. hadden geleid
  6. hadden geleid
o.t.t.t.
  1. zal geleiden
  2. zult geleiden
  3. zal geleiden
  4. zullen geleiden
  5. zullen geleiden
  6. zullen geleiden
o.v.t.t.
  1. zou geleiden
  2. zou geleiden
  3. zou geleiden
  4. zouden geleiden
  5. zouden geleiden
  6. zouden geleiden
en verder
  1. ben geleid
  2. bent geleid
  3. is geleid
  4. zijn geleid
  5. zijn geleid
  6. zijn geleid
diversen
  1. geleid!
  2. geleidt!
  3. geleid
  4. geleidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for geleiden:

NounRelated TranslationsOther Translations
eskortera escorte; geleide; stoet; volgstoet
VerbRelated TranslationsOther Translations
ackompanjera begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen
eskortera begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen binnen brengen; binnenleiden
följa begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen bijhouden; jachten; nakomen; naleven; navolgen; opdrijven; ophitsen; opjagen; opvolgen; volgen; voortjagen
ledsaga begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen

Wiktionary Translations for geleiden:


Cross Translation:
FromToVia
geleiden leda conduct — act as a conductor (of heat, electricity, etc.)
geleiden ledsaga; hjälpa hand — to lead, guide, or assist with the hand
geleiden utmynna; sluta; föra; leda; öppna sig; suppurera aboutirtoucher par un bout.
geleiden föra conduiremener, guider, diriger vers un lieu déterminé.
geleiden inreda réglertirer avec la règle des lignes droites sur du papier, du parchemin, du carton, etc. cf|papier réglé.