Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. geplaveid:
  2. plaveien:


Dutch

Detailed Translations for geplaveid from Dutch to Swedish

geplaveid:

geplaveid adj

  1. geplaveid (verhard)

Translation Matrix for geplaveid:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
stenlagd geplaveid; verhard

plaveien:

plaveien verbe (plavei, plaveit, plaveide, plaveiden, geplaveid)

  1. plaveien (bestraten)
    täcka; bekläda; stenlägga
    • täcka verbe (täcker, täckte, täckt)
    • bekläda verbe (beklär, beklädde, beklätt)
    • stenlägga verbe (stenlägger, stenlade, stenlagt)

Conjugations for plaveien:

o.t.t.
  1. plavei
  2. plaveit
  3. plaveit
  4. plaveien
  5. plaveien
  6. plaveien
o.v.t.
  1. plaveide
  2. plaveide
  3. plaveide
  4. plaveiden
  5. plaveiden
  6. plaveiden
v.t.t.
  1. heb geplaveid
  2. hebt geplaveid
  3. heeft geplaveid
  4. hebben geplaveid
  5. hebben geplaveid
  6. hebben geplaveid
v.v.t.
  1. had geplaveid
  2. had geplaveid
  3. had geplaveid
  4. hadden geplaveid
  5. hadden geplaveid
  6. hadden geplaveid
o.t.t.t.
  1. zal plaveien
  2. zult plaveien
  3. zal plaveien
  4. zullen plaveien
  5. zullen plaveien
  6. zullen plaveien
o.v.t.t.
  1. zou plaveien
  2. zou plaveien
  3. zou plaveien
  4. zouden plaveien
  5. zouden plaveien
  6. zouden plaveien
en verder
  1. is geplaveid
  2. zijn geplaveid
diversen
  1. plavei!
  2. plaveit!
  3. geplaveid
  4. plaveiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for plaveien:

VerbRelated TranslationsOther Translations
bekläda bestraten; plaveien bekleden; beleggen; investeren; overtrekken; stofferen; van bekleding voorzien
stenlägga bestraten; plaveien
täcka bestraten; plaveien afdekken; afschermen; afschutten; bekleden; beschermen; beschutten; dekken; indekken; kaften; overdekken; overkappen; overtrekken; overwelven; stofferen; van bekleding voorzien
OtherRelated TranslationsOther Translations
täcka bedekken; met iets bestrijken
ModifierRelated TranslationsOther Translations
täcka overdekt