Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. gerust:
  2. rusten:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gerust from Dutch to Swedish

gerust:


Translation Matrix for gerust:

NounRelated TranslationsOther Translations
fridsam kalmte; rust; vredigheid
VerbRelated TranslationsOther Translations
stilla stelpen; stillen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
fridsam gerust; rustig verdraagzaam; vredelievend; vreedzaam
fridsamt gerust; rustig verdraagzaam; vredelievend; vreedzaam
lugnt gerust; rustig amicaal; bedaard; beheerst; effen; egaal; gedeisd; gelijk; gelijkmoedig; geslepen; glad; kalm; kameraadschappelijk; plat; rustig; rustigjes; stil; strak; vlak; vlakuit; vriendschappelijk
sorglöst gerust; luchthartig; onbekommerd; onbesuisd; onbezorgd; zorgeloos lachziek; lichthartig
stilla gerust; rustig bedaard; bewegingloos; gedeisd; gelijkmoedig; kalm; kalmpjes; onbeweeglijk; onbewogen; roerloos; rustig; rustig aan; sereen; stil; stilletjes aan
utan sorger gerust; luchthartig; onbekommerd; onbesuisd; onbezorgd; zorgeloos

Related Words for "gerust":


Related Definitions for "gerust":

  1. rustig omdat je niet bang hoeft te zijn1
    • hij ging gerust slapen1
  2. zonder bezwaar1
    • kom gerust eens koffiedrinken!1

rusten:

rusten verbe (rust, rustte, rustten, gerust)

  1. rusten (uitrusten; relaxen; verpozen)
    lägga till vila; vila; vila sig
    • lägga till vila verbe (lägger till vila, lade till vila, lagt till vila)
    • vila verbe (vilar, vilade, vilat)
    • vila sig verbe (vilar sig, vilade sig, vilat sig)

Conjugations for rusten:

o.t.t.
  1. rust
  2. rust
  3. rust
  4. rusten
  5. rusten
  6. rusten
o.v.t.
  1. rustte
  2. rustte
  3. rustte
  4. rustten
  5. rustten
  6. rustten
v.t.t.
  1. heb gerust
  2. hebt gerust
  3. heeft gerust
  4. hebben gerust
  5. hebben gerust
  6. hebben gerust
v.v.t.
  1. had gerust
  2. had gerust
  3. had gerust
  4. hadden gerust
  5. hadden gerust
  6. hadden gerust
o.t.t.t.
  1. zal rusten
  2. zult rusten
  3. zal rusten
  4. zullen rusten
  5. zullen rusten
  6. zullen rusten
o.v.t.t.
  1. zou rusten
  2. zou rusten
  3. zou rusten
  4. zouden rusten
  5. zouden rusten
  6. zouden rusten
diversen
  1. rust!
  2. rust!
  3. gerust
  4. rustend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for rusten:

NounRelated TranslationsOther Translations
vila rusttijd; steuntje
VerbRelated TranslationsOther Translations
lägga till vila relaxen; rusten; uitrusten; verpozen
vila relaxen; rusten; uitrusten; verpozen dutten; een dutje doen; pauzeren
vila sig relaxen; rusten; uitrusten; verpozen

Wiktionary Translations for rusten:


Cross Translation:
FromToVia
rusten vila rest — intransitive: take repose
rusten vila rest — stop working, become inactive