Dutch

Detailed Translations for gewoonheid from Dutch to Swedish

gewoonheid:

gewoonheid [de ~ (v)] nom

  1. de gewoonheid (alledaagsheid; platitude)
    vanlighet

Translation Matrix for gewoonheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
vanlighet alledaagsheid; gewoonheid; platitude algemeenheid; gangbaarheid; gebruikelijkheid; veelvuldigheid

Related Words for "gewoonheid":


gewoon:


Translation Matrix for gewoon:

NounRelated TranslationsOther Translations
allmän algemene
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
- gangbaar; normaal
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
allmänt G; General
ModifierRelated TranslationsOther Translations
alldaglig alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair alledaagse
alldagligt alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair alledaagse; onknap
allmän gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; normaal
allmänt courant; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; normaal algemeen; generaal; globaal; in grote lijnen; meestens; over het geheel; overwegend
grått alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair dof; flets; mat; niet helder; sfeerloos; zonder sfeer
gängse courant; gangbaar; gebruikelijk; gewoon heerszuchtig
normalt gewoon; normaal
ordinärt alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair
regelrätt gewoon; normaal
trivial alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair futiel; nietsbetekenend; nietszeggend; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; triviaal; weinigzeggend
trivialt alledaags; eenvoudig; gewoon; niets bijzonders; ordinair futiel; nietsbetekenend; nietszeggend; onbeduidend; onbelangrijk; onbenullig; onbetekenend; triviaal; weinigzeggend
typiskt gewoon; normaal definiërend; kenschetsend; omschrijvend; tekenend; typerend
van vid gewend; gewoon
vanlig alledaags; courant; eenvoudig; gangbaar; gebruikelijk; gewoon; niets bijzonders; normaal; ordinair doodgewoon; merendeel; onknap
vanligt alledaags; courant; eenvoudig; gangbaar; gebruikelijk; gemeen; gewoon; niets bijzonders; normaal; ordinair alledaagse; doodgewoon; gewoontegetrouw; merendeel; onknap

Related Words for "gewoon":


Synonyms for "gewoon":


Antonyms for "gewoon":


Related Definitions for "gewoon":

  1. wat veel voorkomt of gebruikt wordt1
    • hij heeft gewoon griep, niets bijzonders!1
  2. nou eenmaal1
    • dat vind ik gewoon lekker1

Wiktionary Translations for gewoon:


Cross Translation:
FromToVia
gewoon gemensam; allmän common — mutual
gewoon vanlig common — usual
gewoon vanlig common — ordinary
gewoon bara just — only, simply, merely
gewoon normal normal — usual, ordinary
gewoon vanlig; ordinär ordinary — normal, routine
gewoon vanlig usual — most commonly occurring
gewoon vulgär; pöbel-; pöbelaktig; gemen vulgar — having to do with common people
gewoon van wont — accustomed, apt
gewoon helt enkelt schlechthinals Ausdruckverstärkendes Satzelement, ohne echte Bedeutung: bloß, einfach, gerade, glatt, eben
gewoon helt och hållet schlechthininsbesondere Adjektiven vorangestellt: ganz und gar, vollkommen, absolut
gewoon bruklig; gemen; gångbar; ordinär; vanlig; övlig habituel — Qui est devenu une habitude, qui est passé en habitude.