Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. herkiezen:


Dutch

Detailed Translations for herkiezen from Dutch to Swedish

herkiezen:

herkiezen verbe (herkies, herkiest, herkoos, herkozen, herkozen)

  1. herkiezen (herbenoemen; herplaatsen; opnieuw benoemen)
    återvälja; återanställa
    • återvälja verbe (återväljer, återvalde, återvalt)
    • återanställa verbe (återanställer, återanställde, återanställt)

Conjugations for herkiezen:

o.t.t.
  1. herkies
  2. herkiest
  3. herkiest
  4. herkiezen
  5. herkiezen
  6. herkiezen
o.v.t.
  1. herkoos
  2. herkoos
  3. herkoos
  4. herkozen
  5. herkozen
  6. herkozen
v.t.t.
  1. heb herkozen
  2. hebt herkozen
  3. heeft herkozen
  4. hebben herkozen
  5. hebben herkozen
  6. hebben herkozen
v.v.t.
  1. had herkozen
  2. had herkozen
  3. had herkozen
  4. hadden herkozen
  5. hadden herkozen
  6. hadden herkozen
o.t.t.t.
  1. zal herkiezen
  2. zult herkiezen
  3. zal herkiezen
  4. zullen herkiezen
  5. zullen herkiezen
  6. zullen herkiezen
o.v.t.t.
  1. zou herkiezen
  2. zou herkiezen
  3. zou herkiezen
  4. zouden herkiezen
  5. zouden herkiezen
  6. zouden herkiezen
en verder
  1. ben herkozen
  2. bent herkozen
  3. is herkozen
  4. zijn herkozen
  5. zijn herkozen
  6. zijn herkozen
diversen
  1. herkies!
  2. herkiest!
  3. herkozen
  4. herkiezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for herkiezen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
återanställa herbenoemen; herkiezen; herplaatsen; opnieuw benoemen
återvälja herbenoemen; herkiezen; herplaatsen; opnieuw benoemen