Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. humbug:


Dutch

Detailed Translations for humbug from Dutch to Swedish

humbug:

humbug [de ~ (m)] nom

  1. de humbug (kletskoek; flauwekul; gebeuzel; )
    svammel; strunt; nonsens; struntprat
  2. de humbug (nonsens; onzin; zotteklap; kul; larie)
    struntprat; smörja; skitsnack; nonsens

Translation Matrix for humbug:

NounRelated TranslationsOther Translations
nonsens apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; onzin; rimram; waanzin; zotteklap brabbeltaal; gebrabbel
skitsnack humbug; kul; larie; nonsens; onzin; zotteklap charlatan; flut; kwakzalver; wonderdokter
smörja humbug; kul; larie; nonsens; onzin; zotteklap zwijnerij
strunt apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; rimram; waanzin gebazel; geklets; geleuter; gelul; gewauwel; gezwam; gezwets; leuterpraat
struntprat apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; onzin; rimram; waanzin; zotteklap brabbeltaal; flut; gebazel; gebrabbel; geklets; geleuter; gelul; gewauwel; gezwam; gezwets; leuterpraat
svammel apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kul; larie; nonsens; rimram; waanzin
VerbRelated TranslationsOther Translations
smörja doorsmeren; inoliën; invetten; oliën; smeren; zalven