Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. inklinken:


Dutch

Detailed Translations for inklinken from Dutch to Swedish

inklinken:

inklinken verbe (klink in, klinkt in, klonk in, klonken in, ingeklonken)

  1. inklinken
    lägga; sätta; ställa; placera
    • lägga verbe (lägger, lade, lagt)
    • sätta verbe (sätter, satte, satt)
    • ställa verbe (ställer, ställde, ställt)
    • placera verbe (placerar, placerade, placerat)

Conjugations for inklinken:

o.t.t.
  1. klink in
  2. klinkt in
  3. klinkt in
  4. klinken in
  5. klinken in
  6. klinken in
o.v.t.
  1. klonk in
  2. klonk in
  3. klonk in
  4. klonken in
  5. klonken in
  6. klonken in
v.t.t.
  1. heb ingeklonken
  2. hebt ingeklonken
  3. heeft ingeklonken
  4. hebben ingeklonken
  5. hebben ingeklonken
  6. hebben ingeklonken
v.v.t.
  1. had ingeklonken
  2. had ingeklonken
  3. had ingeklonken
  4. hadden ingeklonken
  5. hadden ingeklonken
  6. hadden ingeklonken
o.t.t.t.
  1. zal inklinken
  2. zult inklinken
  3. zal inklinken
  4. zullen inklinken
  5. zullen inklinken
  6. zullen inklinken
o.v.t.t.
  1. zou inklinken
  2. zou inklinken
  3. zou inklinken
  4. zouden inklinken
  5. zouden inklinken
  6. zouden inklinken
en verder
  1. is ingeklonken
diversen
  1. klink in!
  2. klinkt in!
  3. ingeklonken
  4. inklinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inklinken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
lägga inklinken bijzetten; deponeren; leggen; neerzetten; plaatsen; situeren; zetten; zich afspelen
placera inklinken bijzetten; deponeren; koloniseren; leggen; neerleggen; neerzetten; plaatsen; settelen; situeren; vestigen; wegleggen; zetten; zich afspelen
ställa inklinken bijzetten; deponeren; leggen; neerzetten; op stal zetten; plaatsen; situeren; zetten; zich afspelen
sätta inklinken bijzetten; leggen; neerzetten; plaatsen; situeren; zetten; zich afspelen