Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. inmetselen:


Dutch

Detailed Translations for inmetselen from Dutch to Swedish

inmetselen:

inmetselen verbe (metsel in, metselt in, metselde in, metselden in, ingemetseld)

  1. inmetselen
    mura igen; inmura
    • mura igen verbe (murar igen, murade igen, murat igen)
    • inmura verbe (inmurar, inmurade, inmurat)

Conjugations for inmetselen:

o.t.t.
  1. metsel in
  2. metselt in
  3. metselt in
  4. metselen in
  5. metselen in
  6. metselen in
o.v.t.
  1. metselde in
  2. metselde in
  3. metselde in
  4. metselden in
  5. metselden in
  6. metselden in
v.t.t.
  1. heb ingemetseld
  2. hebt ingemetseld
  3. heeft ingemetseld
  4. hebben ingemetseld
  5. hebben ingemetseld
  6. hebben ingemetseld
v.v.t.
  1. had ingemetseld
  2. had ingemetseld
  3. had ingemetseld
  4. hadden ingemetseld
  5. hadden ingemetseld
  6. hadden ingemetseld
o.t.t.t.
  1. zal inmetselen
  2. zult inmetselen
  3. zal inmetselen
  4. zullen inmetselen
  5. zullen inmetselen
  6. zullen inmetselen
o.v.t.t.
  1. zou inmetselen
  2. zou inmetselen
  3. zou inmetselen
  4. zouden inmetselen
  5. zouden inmetselen
  6. zouden inmetselen
en verder
  1. ben ingemetseld
  2. bent ingemetseld
  3. is ingemetseld
  4. zijn ingemetseld
  5. zijn ingemetseld
  6. zijn ingemetseld
diversen
  1. metsel in!
  2. metselt in!
  3. ingemetseld
  4. inmetselend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inmetselen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
inmura inmetselen
mura igen inmetselen