Dutch
Detailed Translations for inruil from Dutch to Swedish
inruil:
-
de inruil (ruil)
Translation Matrix for inruil:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bythandel idkande | inruil; ruil | |
utbyte | inruil; ruil | herstelling; omruil; omruiling; omwisselen; omwisseling; oogst; opbrengst van een gewas; rentabiliteit; ruil; ruiling; ruiltransactie; substitutie; surrogaat; uitwisseling; uitwisselingen; verruiling; vervanging; verwisseling |
inruil form of inruilen:
-
inruilen
Conjugations for inruilen:
o.t.t.
- ruil in
- ruilt in
- ruilt in
- ruilen in
- ruilen in
- ruilen in
o.v.t.
- ruilde in
- ruilde in
- ruilde in
- ruilden in
- ruilden in
- ruilden in
v.t.t.
- heb ingeruild
- hebt ingeruild
- heeft ingeruild
- hebben ingeruild
- hebben ingeruild
- hebben ingeruild
v.v.t.
- had ingeruild
- had ingeruild
- had ingeruild
- hadden ingeruild
- hadden ingeruild
- hadden ingeruild
o.t.t.t.
- zal inruilen
- zult inruilen
- zal inruilen
- zullen inruilen
- zullen inruilen
- zullen inruilen
o.v.t.t.
- zou inruilen
- zou inruilen
- zou inruilen
- zouden inruilen
- zouden inruilen
- zouden inruilen
en verder
- is ingeruild
diversen
- ruil in!
- ruilt in!
- ingeruild
- inruilend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for inruilen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
växla | ruilen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
växla | inruilen | aflossen; inwisselen; naar een andere versnelling overgaan; omruilen; omwisselen; remplaceren; ruilen; schakelen; uitwisselen; vernieuwen; verruilen; vervangen; verwisselen; wisselen |