Dutch
Detailed Translations for invallen from Dutch to Swedish
invallen:
-
invallen (invallen voor iemand; vervangen)
-
invallen (binnendringen; binnenvallen)
-
invallen (in elkaar zakken; inzakken; inzinken)
-
invallen (naar binnen vallen)
Conjugations for invallen:
o.t.t.
- val in
- valt in
- valt in
- vallen in
- vallen in
- vallen in
o.v.t.
- viel in
- viel in
- viel in
- vielen in
- vielen in
- vielen in
v.t.t.
- ben ingevallen
- bent ingevallen
- is ingevallen
- zijn ingevallen
- zijn ingevallen
- zijn ingevallen
v.v.t.
- was ingevallen
- was ingevallen
- was ingevallen
- waren ingevallen
- waren ingevallen
- waren ingevallen
o.t.t.t.
- zal invallen
- zult invallen
- zal invallen
- zullen invallen
- zullen invallen
- zullen invallen
o.v.t.t.
- zou invallen
- zou invallen
- zou invallen
- zouden invallen
- zouden invallen
- zouden invallen
en verder
- heb ingevallen
- hebt ingevallen
- heeft ingevallen
- hebben ingevallen
- hebben ingevallen
- hebben ingevallen
diversen
- val in!
- valt in!
- ingevallen
- invallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het invallen (binnenvallen)
Translation Matrix for invallen:
Related Words for "invallen":
Wiktionary Translations for invallen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• invallen | → hoppa in; rycka in | ↔ einspringen — jemanden durch sich selbst ersetzen, jemandes anderen Rolle einnehmen |
inval:
-
de inval (invasie)
-
de inval (politie-inval)
Translation Matrix for inval:
Noun | Related Translations | Other Translations |
intåg | inval; invasie | inkomst; invaart |
invasion | inval; invasie | |
polisinfall | inval; politie-inval | |
räd | inval; invasie | klopjacht; razzia; rooftocht; strooptocht |