Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. inzuigen:


Dutch

Detailed Translations for inzuigen from Dutch to Swedish

inzuigen:

inzuigen verbe (zuig in, zuigt in, zoog in, zogen in, ingezogen)

  1. inzuigen (naar binnen zuigen)
    suga upp
    • suga upp verbe (suger upp, sög upp, sugit upp)

Conjugations for inzuigen:

o.t.t.
  1. zuig in
  2. zuigt in
  3. zuigt in
  4. zuigen in
  5. zuigen in
  6. zuigen in
o.v.t.
  1. zoog in
  2. zoog in
  3. zoog in
  4. zogen in
  5. zogen in
  6. zogen in
v.t.t.
  1. heb ingezogen
  2. hebt ingezogen
  3. heeft ingezogen
  4. hebben ingezogen
  5. hebben ingezogen
  6. hebben ingezogen
v.v.t.
  1. had ingezogen
  2. had ingezogen
  3. had ingezogen
  4. hadden ingezogen
  5. hadden ingezogen
  6. hadden ingezogen
o.t.t.t.
  1. zal inzuigen
  2. zult inzuigen
  3. zal inzuigen
  4. zullen inzuigen
  5. zullen inzuigen
  6. zullen inzuigen
o.v.t.t.
  1. zou inzuigen
  2. zou inzuigen
  3. zou inzuigen
  4. zouden inzuigen
  5. zouden inzuigen
  6. zouden inzuigen
en verder
  1. is ingezogen
diversen
  1. zuig in!
  2. zuigt in!
  3. ingezogen
  4. inzuigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inzuigen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
suga upp inzuigen; naar binnen zuigen absorberen; afzuigen; opnemen; opslorpen; opslurpen; opzuigen; wegzuigen