Dutch
Detailed Translations for kenschets from Dutch to Swedish
kenschets:
-
de kenschets (karakterisering; typering)
Translation Matrix for kenschets:
Noun | Related Translations | Other Translations |
beskrivning | karakterisering; kenschets; typering | beschrijving; descriptie; nadere beschrijving; omschrijving; signalement; uitbeelding |
karaktärisering | karakterisering; kenschets; typering | profielschets |
profil | karakterisering; kenschets; typering | Windows Live Profile; imago; profiel; profielstaal; werklastbeschrijving |
typifiering | karakterisering; kenschets; typering | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
beskrivning | beschrijvend |
Related Words for "kenschets":
kenschets form of kenschetsen:
-
kenschetsen (karakteriseren; kenmerken; typeren)
-
kenschetsen (karakteriseren; kenmerken; tekenen; typeren)
Conjugations for kenschetsen:
o.t.t.
- kenschets
- kenschetst
- kenschetst
- kenschetsen
- kenschetsen
- kenschetsen
o.v.t.
- kenschetste
- kenschetste
- kenschetste
- kenschetsten
- kenschetsten
- kenschetsten
v.t.t.
- heb gekenschetst
- hebt gekenschetst
- heeft gekenschetst
- hebben gekenschetst
- hebben gekenschetst
- hebben gekenschetst
v.v.t.
- had gekenschetst
- had gekenschetst
- had gekenschetst
- hadden gekenschetst
- hadden gekenschetst
- hadden gekenschetst
o.t.t.t.
- zal kenschetsen
- zult kenschetsen
- zal kenschetsen
- zullen kenschetsen
- zullen kenschetsen
- zullen kenschetsen
o.v.t.t.
- zou kenschetsen
- zou kenschetsen
- zou kenschetsen
- zouden kenschetsen
- zouden kenschetsen
- zouden kenschetsen
en verder
- ben gekenschetst
- bent gekenschetst
- is gekenschetst
- zijn gekenschetst
- zijn gekenschetst
- zijn gekenschetst
diversen
- kenschets!
- kenschetst!
- gekenschetst
- kenschetsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for kenschetsen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
beskriva | karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; typeren | afschilderen; beschrijven; mededelen; omschrijven; schetsen; uiteenzetten; verhalen; vertellen; weergeven; zeggen |
beteckna | karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; tekenen; typeren | |
definiera | karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; typeren | afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; bepalen; definiëren; nader omschrijven; omlijnen; omschrijven; preciseren |
karakterisera | karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; tekenen; typeren | |
känneteckna | karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; tekenen; typeren | indexeren; van indexnummers voorzien |
utmärka | karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; typeren |