Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. kolken:


Dutch

Detailed Translations for kolkt from Dutch to Swedish

kolken:

kolken verbe (kolk, kolkt, kolkte, kolkten, gekolkt)

  1. kolken (wielen; wervelen)
    snurra; virvla
    • snurra verbe (snurrar, snurrade, snurrat)
    • virvla verbe (virvlar, virvlade, virvlat)
  2. kolken (draaien; ronddraaien)
    virvla; snurra; svänga runt
    • virvla verbe (virvlar, virvlade, virvlat)
    • snurra verbe (snurrar, snurrade, snurrat)
    • svänga runt verbe (svänger runt, svängde runt, svängt runt)

Conjugations for kolken:

o.t.t.
  1. kolk
  2. kolkt
  3. kolkt
  4. kolken
  5. kolken
  6. kolken
o.v.t.
  1. kolkte
  2. kolkte
  3. kolkte
  4. kolkten
  5. kolkten
  6. kolkten
v.t.t.
  1. heb gekolkt
  2. hebt gekolkt
  3. heeft gekolkt
  4. hebben gekolkt
  5. hebben gekolkt
  6. hebben gekolkt
v.v.t.
  1. had gekolkt
  2. had gekolkt
  3. had gekolkt
  4. hadden gekolkt
  5. hadden gekolkt
  6. hadden gekolkt
o.t.t.t.
  1. zal kolken
  2. zult kolken
  3. zal kolken
  4. zullen kolken
  5. zullen kolken
  6. zullen kolken
o.v.t.t.
  1. zou kolken
  2. zou kolken
  3. zou kolken
  4. zouden kolken
  5. zouden kolken
  6. zouden kolken
diversen
  1. kolk!
  2. kolkt!
  3. gekolkt
  4. kolkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kolken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
snurra draaien; kolken; ronddraaien; wervelen; wielen draaien; keren; kroelen; rondtollen; tollen; wenden
svänga runt draaien; kolken; ronddraaien dichtrijgen; dichtsnoeren; omzwaaien; omzwenken; rijgen
virvla draaien; kolken; ronddraaien; wervelen; wielen kroelen; zwieren

Related Words for "kolken":