Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. lelijk maken:


Dutch

Detailed Translations for lelijk maken from Dutch to Swedish

lelijk maken:

lelijk maken verbe (maak lelijk, maakt lelijk, maakte lelijk, maakten lelijk, lelijk gemaakt)

  1. lelijk maken (schoonheid benadelen; ontsieren)
    göra sig ful; dra ner sig
    • göra sig ful verbe (gör sig ful, gjorde sig ful, gjort sig ful)
    • dra ner sig verbe (drar ner sig, drog ner sig, dragit ner sig)

Conjugations for lelijk maken:

o.t.t.
  1. maak lelijk
  2. maakt lelijk
  3. maakt lelijk
  4. maken lelijk
  5. maken lelijk
  6. maken lelijk
o.v.t.
  1. maakte lelijk
  2. maakte lelijk
  3. maakte lelijk
  4. maakten lelijk
  5. maakten lelijk
  6. maakten lelijk
v.t.t.
  1. heb lelijk gemaakt
  2. hebt lelijk gemaakt
  3. heeft lelijk gemaakt
  4. hebben lelijk gemaakt
  5. hebben lelijk gemaakt
  6. hebben lelijk gemaakt
v.v.t.
  1. had lelijk gemaakt
  2. had lelijk gemaakt
  3. had lelijk gemaakt
  4. hadden lelijk gemaakt
  5. hadden lelijk gemaakt
  6. hadden lelijk gemaakt
o.t.t.t.
  1. zal lelijk maken
  2. zult lelijk maken
  3. zal lelijk maken
  4. zullen lelijk maken
  5. zullen lelijk maken
  6. zullen lelijk maken
o.v.t.t.
  1. zou lelijk maken
  2. zou lelijk maken
  3. zou lelijk maken
  4. zouden lelijk maken
  5. zouden lelijk maken
  6. zouden lelijk maken
en verder
  1. ben lelijk gemaakt
  2. bent lelijk gemaakt
  3. is lelijk gemaakt
  4. zijn lelijk gemaakt
  5. zijn lelijk gemaakt
  6. zijn lelijk gemaakt
diversen
  1. maak lelijk!
  2. maakt lelijk!
  3. lelijk gemaakt
  4. lelijk makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for lelijk maken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
dra ner sig lelijk maken; ontsieren; schoonheid benadelen
göra sig ful lelijk maken; ontsieren; schoonheid benadelen

Related Translations for lelijk maken