Dutch

Detailed Translations for matigen from Dutch to Swedish

matigen:

matigen verbe (matig, matigt, matigde, matigden, gematigd)

  1. matigen (beheersen; bedwingen; beteugelen; bedaren; intomen)
    behärska; hålla tillbaka
    • behärska verbe (behärskar, behärskade, behärskat)
    • hålla tillbaka verbe (håller tillbaka, höll tillbaka, hållit tillbaka)
  2. matigen (geld besparen; besparen; minder gebruiken)
    spara; inskränka utgifterna; inspara
    • spara verbe (sparar, sparade, sparat)
    • inskränka utgifterna verbe (inskränker utgifterna, inskränkte utgifterna, inskränkt utgifterna)
    • inspara verbe (insparar, insparade, insparat)
  3. matigen (met mate gebruiken)
    använda sparsamt
  4. matigen (bezuinigen; besparen; korten)
    reducera; förmindra
    • reducera verbe (reducerar, reducerade, reducerat)
    • förmindra verbe (förmindrar, förmindrade, förmindrat)
  5. matigen (minder gebruiken; besparen)
    spara; göra inskränkningar; använda mindre
  6. matigen (zich matigen; dempen; temperen)
    begränsa; inskränka
    • begränsa verbe (begränsar, begränsade, begränsat)
    • inskränka verbe (inskränker, inskränkte, inskränkt)

Conjugations for matigen:

o.t.t.
  1. matig
  2. matigt
  3. matigt
  4. matigen
  5. matigen
  6. matigen
o.v.t.
  1. matigde
  2. matigde
  3. matigde
  4. matigden
  5. matigden
  6. matigden
v.t.t.
  1. heb gematigd
  2. hebt gematigd
  3. heeft gematigd
  4. hebben gematigd
  5. hebben gematigd
  6. hebben gematigd
v.v.t.
  1. had gematigd
  2. had gematigd
  3. had gematigd
  4. hadden gematigd
  5. hadden gematigd
  6. hadden gematigd
o.t.t.t.
  1. zal matigen
  2. zult matigen
  3. zal matigen
  4. zullen matigen
  5. zullen matigen
  6. zullen matigen
o.v.t.t.
  1. zou matigen
  2. zou matigen
  3. zou matigen
  4. zouden matigen
  5. zouden matigen
  6. zouden matigen
en verder
  1. ben gematigd
  2. bent gematigd
  3. is gematigd
  4. zijn gematigd
  5. zijn gematigd
  6. zijn gematigd
diversen
  1. matig!
  2. matigt!
  3. gematigd
  4. matigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for matigen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
använda mindre besparen; matigen; minder gebruiken
använda sparsamt matigen; met mate gebruiken
begränsa dempen; matigen; temperen; zich matigen afbakenen; afgrenzen; afpalen; afzetten; begrenzen; beknotten; beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren; omlijnen; van grenzen voorzien
behärska bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; intomen; matigen bedwingen; beteugelen; in bedwang houden; onder controle hebben
förmindra besparen; bezuinigen; korten; matigen
göra inskränkningar besparen; matigen; minder gebruiken
hålla tillbaka bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; intomen; matigen afhouden; bedwingen; beletten; beteugelen; ervanaf houden; in bedwang houden; onderdrukken; onthouden; ophopen; opkroppen; opnemen; opslaan; opstapelen; terughouden; weerhouden
inskränka dempen; matigen; temperen; zich matigen beknotten; beperken; indammen; inkapselen; inperken; limiteren
inskränka utgifterna besparen; geld besparen; matigen; minder gebruiken
inspara besparen; geld besparen; matigen; minder gebruiken
reducera besparen; bezuinigen; korten; matigen afprijzen; door koken dikker maken; door koken verdikken; inbinden; indikken; inkoken; lager maken; minder maken; minimaliseren; reduceren; verdikken; verlagen; verminderen
spara besparen; geld besparen; matigen; minder gebruiken achterhouden; archiveren; behouden; bespreken; bewaren; in acht nemen; ontzien; opbergen; opslaan; opsparen; opzijleggen; reis boeken; reserveren; sparen; terughouden; vastleggen; verschonen; zuinig zijn

Wiktionary Translations for matigen:


Cross Translation:
FromToVia
matigen mildra; dämpa temper — to moderate or control

Related Translations for matigen