Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. moderniseren:


Dutch

Detailed Translations for moderniseren from Dutch to Swedish

moderniseren:

moderniseren verbe (moderniseer, moderniseert, moderniseerde, moderniseerden, gemoderniseerd)

  1. moderniseren
    modernisera
    • modernisera verbe (moderniserar, moderniserade, moderniserat)

Conjugations for moderniseren:

o.t.t.
  1. moderniseer
  2. moderniseert
  3. moderniseert
  4. moderniseren
  5. moderniseren
  6. moderniseren
o.v.t.
  1. moderniseerde
  2. moderniseerde
  3. moderniseerde
  4. moderniseerden
  5. moderniseerden
  6. moderniseerden
v.t.t.
  1. heb gemoderniseerd
  2. hebt gemoderniseerd
  3. heeft gemoderniseerd
  4. hebben gemoderniseerd
  5. hebben gemoderniseerd
  6. hebben gemoderniseerd
v.v.t.
  1. had gemoderniseerd
  2. had gemoderniseerd
  3. had gemoderniseerd
  4. hadden gemoderniseerd
  5. hadden gemoderniseerd
  6. hadden gemoderniseerd
o.t.t.t.
  1. zal moderniseren
  2. zult moderniseren
  3. zal moderniseren
  4. zullen moderniseren
  5. zullen moderniseren
  6. zullen moderniseren
o.v.t.t.
  1. zou moderniseren
  2. zou moderniseren
  3. zou moderniseren
  4. zouden moderniseren
  5. zouden moderniseren
  6. zouden moderniseren
en verder
  1. ben gemoderniseerd
  2. bent gemoderniseerd
  3. is gemoderniseerd
  4. zijn gemoderniseerd
  5. zijn gemoderniseerd
  6. zijn gemoderniseerd
diversen
  1. moderniseer!
  2. moderniseert!
  3. gemoderniseerd
  4. moderniserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for moderniseren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
modernisera moderniseren