Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. neerdalen:


Dutch

Detailed Translations for neerdalen from Dutch to Swedish

neerdalen:

neerdalen verbe (daal neer, daalt neer, daalde neer, daalden neer, neergedaald)

  1. neerdalen (afdalen; landen; neerkomen; )
    åka ner; komma ner
    • åka ner verbe (åker ner, åkte ner, åkt ner)
    • komma ner verbe (kommer ner, komm ner, kommit ner)

Conjugations for neerdalen:

o.t.t.
  1. daal neer
  2. daalt neer
  3. daalt neer
  4. dalen neer
  5. dalen neer
  6. dalen neer
o.v.t.
  1. daalde neer
  2. daalde neer
  3. daalde neer
  4. daalden neer
  5. daalden neer
  6. daalden neer
v.t.t.
  1. ben neergedaald
  2. bent neergedaald
  3. is neergedaald
  4. zijn neergedaald
  5. zijn neergedaald
  6. zijn neergedaald
v.v.t.
  1. was neergedaald
  2. was neergedaald
  3. was neergedaald
  4. waren neergedaald
  5. waren neergedaald
  6. waren neergedaald
o.t.t.t.
  1. zal neerdalen
  2. zult neerdalen
  3. zal neerdalen
  4. zullen neerdalen
  5. zullen neerdalen
  6. zullen neerdalen
o.v.t.t.
  1. zou neerdalen
  2. zou neerdalen
  3. zou neerdalen
  4. zouden neerdalen
  5. zouden neerdalen
  6. zouden neerdalen
diversen
  1. daal neer!
  2. daalt neer!
  3. neergedaald
  4. neerdalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for neerdalen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
komma ner afdalen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen landen; neerkomen; op de grond komen; terechtkomen
åka ner afdalen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen