Summary
Dutch to Swedish: more detail...
- omzetten:
- omzet:
-
Wiktionary:
- omzetten → omvandla, dela
- omzet → omsättning
Dutch
Detailed Translations for omzetten from Dutch to Swedish
omzetten:
-
omzetten (converteren; verwisselen)
-
omzetten
Conjugations for omzetten:
o.t.t.
- zet om
- zet om
- zet om
- zetten om
- zetten om
- zetten om
o.v.t.
- zette om
- zette om
- zette om
- zetten om
- zetten om
- zetten om
v.t.t.
- heb omgezet
- hebt omgezet
- heeft omgezet
- hebben omgezet
- hebben omgezet
- hebben omgezet
v.v.t.
- had omgezet
- had omgezet
- had omgezet
- hadden omgezet
- hadden omgezet
- hadden omgezet
o.t.t.t.
- zal omzetten
- zult omzetten
- zal omzetten
- zullen omzetten
- zullen omzetten
- zullen omzetten
o.v.t.t.
- zou omzetten
- zou omzetten
- zou omzetten
- zouden omzetten
- zouden omzetten
- zouden omzetten
diversen
- zet om!
- zet om!
- omgezet
- omzettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for omzetten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
konvertera | converteren; omzetten; verwisselen | converteren; marshallen; omschakelen; overschakelen |
omvandla | converteren; omzetten; verwisselen | ombouwen |
- | herscheppen; veranderen |
Related Words for "omzetten":
omzetten form of omzet:
Translation Matrix for omzet:
Noun | Related Translations | Other Translations |
omsättning | afzet; omzet; verkoop |
Related Words for "omzet":
Wiktionary Translations for omzet:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• omzet | → omsättning | ↔ Umsatz — Wirtschaftswissenschaften: verkaufte Menge ("Absatz") mal Verkaufspreis |
• omzet | → omsättning | ↔ revenue — turnover, total sales |
• omzet | → omsättning | ↔ turnover — sales transacted |