Dutch
Detailed Translations for onderuitgaan from Dutch to Swedish
onderuitgaan:
-
onderuitgaan (uitschuiven; slippen; uitglibberen; uitglijden; wegschieten; uitschieten)
-
onderuitgaan (op zijn bek gaan; vallen; ten val komen)
Conjugations for onderuitgaan:
o.t.t.
- ga onderuit
- gaat onderuit
- gaat onderuit
- gaan onderuit
- gaan onderuit
- gaan onderuit
o.v.t.
- ging onderuit
- ging onderuit
- ging onderuit
- gingen onderuit
- gingen onderuit
- gingen onderuit
v.t.t.
- ben onderuit gegaan
- bent onderuit gegaan
- is onderuit gegaan
- zijn onderuit gegaan
- zijn onderuit gegaan
- zijn onderuit gegaan
v.v.t.
- was onderuit gegaan
- was onderuit gegaan
- was onderuit gegaan
- waren onderuit gegaan
- waren onderuit gegaan
- waren onderuit gegaan
o.t.t.t.
- zal onderuitgaan
- zult onderuitgaan
- zal onderuitgaan
- zullen onderuitgaan
- zullen onderuitgaan
- zullen onderuitgaan
o.v.t.t.
- zou onderuitgaan
- zou onderuitgaan
- zou onderuitgaan
- zouden onderuitgaan
- zouden onderuitgaan
- zouden onderuitgaan
diversen
- ga onderuit!
- gaat onderuit!
- onderuit gegaan
- onderuit gaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for onderuitgaan:
Noun | Related Translations | Other Translations |
falla | landing; terechtkomen; val | |
halkande | onderuitgaan | |
snubbling | onderuitgaan | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
falla | onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen | buitelen; duikelen; omrollen; omvallen; omvervallen |
falla över | onderuitgaan; slippen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegschieten | |
stupa | onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen | buitelen; duikelen |
ta en störtflygning | onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen |