Summary
Dutch to Swedish: more detail...
- ontluiken:
-
Wiktionary:
- ontluiken → knoppa, utveckla sig, blomma upp
Dutch
Detailed Translations for ontluiken from Dutch to Swedish
ontluiken:
-
ontluiken (zich ontsluiten; opbloeien)
Conjugations for ontluiken:
o.t.t.
- ontluik
- ontluikt
- ontluikt
- ontluiken
- ontluiken
- ontluiken
o.v.t.
- ontlook
- ontlook
- ontlook
- ontloken
- ontloken
- ontloken
v.t.t.
- ben ontloken
- bent ontloken
- is ontloken
- zijn ontloken
- zijn ontloken
- zijn ontloken
v.v.t.
- was ontloken
- was ontloken
- was ontloken
- waren ontloken
- waren ontloken
- waren ontloken
o.t.t.t.
- zal ontluiken
- zult ontluiken
- zal ontluiken
- zullen ontluiken
- zullen ontluiken
- zullen ontluiken
o.v.t.t.
- zou ontluiken
- zou ontluiken
- zou ontluiken
- zouden ontluiken
- zouden ontluiken
- zouden ontluiken
diversen
- ontluik!
- ontluikt!
- ontloken
- ontluikend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ontluiken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
öppna upp | openduwen; openstoten | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
öppna sig själv | ontluiken; opbloeien; zich ontsluiten | |
öppna upp | ontluiken; opbloeien; zich ontsluiten |
Wiktionary Translations for ontluiken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ontluiken | → knoppa | ↔ bud — to form buds |
• ontluiken | → utveckla sig; blomma upp | ↔ entfalten — übertragen: sich entwickeln, sich zeigen |