Summary
Dutch to Swedish: more detail...
- ontmoedigen:
-
Wiktionary:
- ontmoedigen → göra modfälld, modfälla, göra nedslagen, nedslå, slopa, besegra, avliva, avrätta, dräpa, förnedra, förödmjuka, avskräcka
Dutch
Detailed Translations for ontmoedigen from Dutch to Swedish
ontmoedigen:
-
ontmoedigen
Conjugations for ontmoedigen:
o.t.t.
- ontmoedig
- ontmoedigt
- ontmoedigt
- ontmoedigen
- ontmoedigen
- ontmoedigen
o.v.t.
- ontmoedigde
- ontmoedigde
- ontmoedigde
- ontmoedigden
- ontmoedigden
- ontmoedigden
v.t.t.
- heb ontmoedigd
- hebt ontmoedigd
- heeft ontmoedigd
- hebben ontmoedigd
- hebben ontmoedigd
- hebben ontmoedigd
v.v.t.
- had ontmoedigd
- had ontmoedigd
- had ontmoedigd
- hadden ontmoedigd
- hadden ontmoedigd
- hadden ontmoedigd
o.t.t.t.
- zal ontmoedigen
- zult ontmoedigen
- zal ontmoedigen
- zullen ontmoedigen
- zullen ontmoedigen
- zullen ontmoedigen
o.v.t.t.
- zou ontmoedigen
- zou ontmoedigen
- zou ontmoedigen
- zouden ontmoedigen
- zouden ontmoedigen
- zouden ontmoedigen
en verder
- ben ontmoedigd
- bent ontmoedigd
- is ontmoedigd
- zijn ontmoedigd
- zijn ontmoedigd
- zijn ontmoedigd
diversen
- ontmoedig!
- ontmoedigt!
- ontmoedigd
- ontmoedigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ontmoedigen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
demoralisera | ontmoedigen | demoraliseren |
göra modfälld | ontmoedigen | moedeloos maken |
motarbeta | ontmoedigen | doen mislukken; dwarsbomen; dwarsliggen; een stokje steken voor; hinderen; moeilijk maken; obstructie plegen; tegengaan; tegenstreven; tegenwerken; verijdelen; weerstreven |
slå ned modet på | ontmoedigen |
Antonyms for "ontmoedigen":
Related Definitions for "ontmoedigen":
Wiktionary Translations for ontmoedigen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ontmoedigen | → göra modfälld; modfälla; göra nedslagen; nedslå | ↔ entmutigen — den Mut nehmen |
• ontmoedigen | → slopa; besegra; avliva; avrätta; dräpa; förnedra; förödmjuka | ↔ abattre — Traductions à trier suivant le sens |
• ontmoedigen | → avskräcka | ↔ décourager — Dépourvoir de courage |