Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. opbieden:


Dutch

Detailed Translations for opbieden from Dutch to Swedish

opbieden:

opbieden verbe (bied op, biedt op, bood op, boden op, opgeboden)

  1. opbieden
    förhöja bjudet
    • förhöja bjudet verbe (förhöjer bjudet, förhöjde bjudet, förhöjt bjudet)

Conjugations for opbieden:

o.t.t.
  1. bied op
  2. biedt op
  3. biedt op
  4. bieden op
  5. bieden op
  6. bieden op
o.v.t.
  1. bood op
  2. bood op
  3. bood op
  4. boden op
  5. boden op
  6. boden op
v.t.t.
  1. heb opgeboden
  2. hebt opgeboden
  3. heeft opgeboden
  4. hebben opgeboden
  5. hebben opgeboden
  6. hebben opgeboden
v.v.t.
  1. had opgeboden
  2. had opgeboden
  3. had opgeboden
  4. hadden opgeboden
  5. hadden opgeboden
  6. hadden opgeboden
o.t.t.t.
  1. zal opbieden
  2. zult opbieden
  3. zal opbieden
  4. zullen opbieden
  5. zullen opbieden
  6. zullen opbieden
o.v.t.t.
  1. zou opbieden
  2. zou opbieden
  3. zou opbieden
  4. zouden opbieden
  5. zouden opbieden
  6. zouden opbieden
diversen
  1. bied op!
  2. biedt op!
  3. opgeboden
  4. opbiedend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opbieden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
förhöja bjudet opbieden