Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. openhouden:


Dutch

Detailed Translations for openhouden from Dutch to Swedish

openhouden:

openhouden verbe (houd open, houdt open, hield open, hielden open, opengehouden)

  1. openhouden (vrijhouden)
    hålla fri; hålla ledigt
    • hålla fri verbe (håller fri, höll fri, hållit fri)
    • hålla ledigt verbe (håller ledigt, höll ledigt, hållit ledigt)

Conjugations for openhouden:

o.t.t.
  1. houd open
  2. houdt open
  3. houdt open
  4. houden open
  5. houden open
  6. houden open
o.v.t.
  1. hield open
  2. hield open
  3. hield open
  4. hielden open
  5. hielden open
  6. hielden open
v.t.t.
  1. heb opengehouden
  2. hebt opengehouden
  3. heeft opengehouden
  4. hebben opengehouden
  5. hebben opengehouden
  6. hebben opengehouden
v.v.t.
  1. had opengehouden
  2. had opengehouden
  3. had opengehouden
  4. hadden opengehouden
  5. hadden opengehouden
  6. hadden opengehouden
o.t.t.t.
  1. zal openhouden
  2. zult openhouden
  3. zal openhouden
  4. zullen openhouden
  5. zullen openhouden
  6. zullen openhouden
o.v.t.t.
  1. zou openhouden
  2. zou openhouden
  3. zou openhouden
  4. zouden openhouden
  5. zouden openhouden
  6. zouden openhouden
en verder
  1. is opengehouden
  2. zijn opengehouden
diversen
  1. houd open!
  2. houdt open!
  3. opengehouden
  4. openhoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for openhouden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
hålla fri openhouden; vrijhouden
hålla ledigt openhouden; vrijhouden