Dutch

Detailed Translations for ophalen from Dutch to Swedish

ophalen:

ophalen verbe (haal op, haalt op, haalde op, haalden op, opgehaald)

  1. ophalen (afhalen en meenemen; oppikken)
    hämta upp; samla
    • hämta upp verbe (hämtar upp, hämtade upp, hämtat upp)
    • samla verbe (samlar, samlade, samlat)
  2. ophalen (meenemen; afnemen; afhalen; wegnemen; weghalen)
    få ihop; samla in; samla
    • få ihop verbe (får ihop, fick ihop, fått ihop)
    • samla in verbe (samlar in, samlade in, samlat in)
    • samla verbe (samlar, samlade, samlat)
  3. ophalen (omhooghalen)
    uppfostra; föda upp; resa upp
    • uppfostra verbe (uppfostrar, uppfostrade, uppfostrat)
    • föda upp verbe (föder upp, födde upp, fött upp)
    • resa upp verbe (reser upp, reste upp, rest upp)
  4. ophalen
    hämta

Conjugations for ophalen:

o.t.t.
  1. haal op
  2. haalt op
  3. haalt op
  4. halen op
  5. halen op
  6. halen op
o.v.t.
  1. haalde op
  2. haalde op
  3. haalde op
  4. haalden op
  5. haalden op
  6. haalden op
v.t.t.
  1. heb opgehaald
  2. hebt opgehaald
  3. heeft opgehaald
  4. hebben opgehaald
  5. hebben opgehaald
  6. hebben opgehaald
v.v.t.
  1. had opgehaald
  2. had opgehaald
  3. had opgehaald
  4. hadden opgehaald
  5. hadden opgehaald
  6. hadden opgehaald
o.t.t.t.
  1. zal ophalen
  2. zult ophalen
  3. zal ophalen
  4. zullen ophalen
  5. zullen ophalen
  6. zullen ophalen
o.v.t.t.
  1. zou ophalen
  2. zou ophalen
  3. zou ophalen
  4. zouden ophalen
  5. zouden ophalen
  6. zouden ophalen
en verder
  1. ben opgehaald
  2. bent opgehaald
  3. is opgehaald
  4. zijn opgehaald
  5. zijn opgehaald
  6. zijn opgehaald
diversen
  1. haal op!
  2. haalt op!
  3. opgehaald
  4. ophalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ophalen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
få ihop afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen
föda upp omhooghalen; ophalen aankaarten; aankweken; aanplanten; aansnijden; fokken; genereren; kweken; op tafel leggen; opfokken; opkweken; planten; procreëren; telen; ter sprake brengen; verbouwen; voortbrengen
hämta ophalen downloaden; pull
hämta upp afhalen en meenemen; ophalen; oppikken
resa upp omhooghalen; ophalen aankaarten; aansnijden; omhoogbrengen; op tafel leggen; ophogen; rechtop zetten; ter sprake brengen
samla afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; meenemen; ophalen; oppikken; weghalen; wegnemen bij elkaar brengen; bijeen scharrelen; bijeenbrengen; bijeenroepen; bijeenzamelen; bijeenzoeken; concentreren; convoceren; cumuleren; erbij komen; inzamelen; oogsten; opeenhopen; oppotten; plukken; samenbrengen; samenpakken; samenrapen; samenroepen; samenscholen; sparen; verenigen; vergaren; verzamelen
samla in afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen
uppfostra omhooghalen; ophalen fokken; kweken; opfokken

Synonyms for "ophalen":


Antonyms for "ophalen":


Related Definitions for "ophalen":

  1. komen halen om mee te nemen1
    • komt je vader je ophalen op het vliegveld?1
  2. er een beter cijfer voor halen1
    • ik moet het cijfer voor wiskunde ophalen1
  3. verzamelen door bij mensen langs te gaan1
    • wij halen geld op voor de club1
  4. weer weten hoe het was1
    • ik moet mijn wiskunde ophalen1

Wiktionary Translations for ophalen:


Cross Translation:
FromToVia
ophalen avhämta; hämta; möta abholentransitiv: von einem Ort nehmen, um es (mit sich) an einen anderen zu bringen
ophalen grina sneer — raise a corner of the upper lip slightly in scorn
ophalen inspirera; inandas; ingiva; råda inspirerfaire pénétrer artificiellement de l’air dans les poumons.
ophalen hissa; upphisa; upphäva; upphöja lever — Faire qu’une chose être plus haut qu’elle n’était.
ophalen hissa; upphisa; upphäva; upphöja souleverlever à une faible hauteur.
ophalen ladda ner télécharger — Transférer d’un ordinateur distant vers un local (1)
ophalen hissa; upphisa; upphäva; upphöja élever — Traductions à trier suivant le sens

Related Translations for ophalen