Dutch
Detailed Translations for opsnappen from Dutch to Swedish
opsnappen:
Conjugations for opsnappen:
o.t.t.
- snap op
- snapt op
- snapt op
- snappen op
- snappen op
- snappen op
o.v.t.
- snapte op
- snapte op
- snapte op
- snapten op
- snapten op
- snapten op
v.t.t.
- heb opgesnapt
- hebt opgesnapt
- heeft opgesnapt
- hebben opgesnapt
- hebben opgesnapt
- hebben opgesnapt
v.v.t.
- had opgesnapt
- had opgesnapt
- had opgesnapt
- hadden opgesnapt
- hadden opgesnapt
- hadden opgesnapt
o.t.t.t.
- zal opsnappen
- zult opsnappen
- zal opsnappen
- zullen opsnappen
- zullen opsnappen
- zullen opsnappen
o.v.t.t.
- zou opsnappen
- zou opsnappen
- zou opsnappen
- zouden opsnappen
- zouden opsnappen
- zouden opsnappen
diversen
- snap op!
- snapt op!
- opgesnapt
- opsnappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opsnappen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
plocka upp | oprapen; rapen | |
samla ihop | samenkomen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
plocka upp | oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen | |
samla ihop | oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen | accumuleren; bij elkaar brengen; bij elkaar vegen; bijeenbrengen; bijeenzamelen; concentreren; hopen; opeenhopen; oppotten; samenbrengen; samenscholen; sparen; vergaren; verzamelen |
samla in | oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen | afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen |
snappa upp | oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen |
External Machine Translations: