Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. overbrieven:


Dutch

Detailed Translations for overbrieven from Dutch to Swedish

overbrieven:

overbrieven verbe (brief over, brieft over, briefde over, briefden over, overgebriefd)

  1. overbrieven (verklikken; uit de school klappen)
    babbla; pladdra; sladdra
    • babbla verbe (babblar, babblade, babblat)
    • pladdra verbe (pladdrar, pladdrade, pladdrat)
    • sladdra verbe

Conjugations for overbrieven:

o.t.t.
  1. brief over
  2. brieft over
  3. brieft over
  4. brieven over
  5. brieven over
  6. brieven over
o.v.t.
  1. briefde over
  2. briefde over
  3. briefde over
  4. briefden over
  5. briefden over
  6. briefden over
v.t.t.
  1. heb overgebriefd
  2. hebt overgebriefd
  3. heeft overgebriefd
  4. hebben overgebriefd
  5. hebben overgebriefd
  6. hebben overgebriefd
v.v.t.
  1. had overgebriefd
  2. had overgebriefd
  3. had overgebriefd
  4. hadden overgebriefd
  5. hadden overgebriefd
  6. hadden overgebriefd
o.t.t.t.
  1. zal overbrieven
  2. zult overbrieven
  3. zal overbrieven
  4. zullen overbrieven
  5. zullen overbrieven
  6. zullen overbrieven
o.v.t.t.
  1. zou overbrieven
  2. zou overbrieven
  3. zou overbrieven
  4. zouden overbrieven
  5. zouden overbrieven
  6. zouden overbrieven
en verder
  1. is overgebriefd
  2. zijn overgebriefd
diversen
  1. brief over!
  2. brieft over!
  3. overgebriefd
  4. overbrievend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for overbrieven:

NounRelated TranslationsOther Translations
babbla prietpraat
VerbRelated TranslationsOther Translations
babbla overbrieven; uit de school klappen; verklikken bazelen; brabbelen; doorslaan; eruit flappen; krompraten; lallen; raffelen; uitflappen; uitklappen; verklappen; verraden; wauwelen
pladdra overbrieven; uit de school klappen; verklikken babbelen; bazelen; doorslaan; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; lallen; praten; raffelen; snateren; spreken; verklappen; verraden; wauwelen; zwammen
sladdra overbrieven; uit de school klappen; verklikken babbelen; kakelen; klappen; kletsen; kwebbelen; kwekken; kwetteren; praten; snateren; spreken; wauwelen; zwammen