Dutch
Detailed Translations for overdekkend from Dutch to Swedish
overdekkend:
Translation Matrix for overdekkend:
Noun | Related Translations | Other Translations |
täckande | bedekken; bedekking; beslaan; dek; dekking; overdekking | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
täckande | overdekkend |
overdekkend form of overdekken:
-
overdekken
Conjugations for overdekken:
o.t.t.
- overdek
- overdekt
- overdekt
- overdekken
- overdekken
- overdekken
o.v.t.
- overdekte
- overdekte
- overdekte
- overdekten
- overdekten
- overdekten
v.t.t.
- heb overdekt
- hebt overdekt
- heeft overdekt
- hebben overdekt
- hebben overdekt
- hebben overdekt
v.v.t.
- had overdekt
- had overdekt
- had overdekt
- hadden overdekt
- hadden overdekt
- hadden overdekt
o.t.t.t.
- zal overdekken
- zult overdekken
- zal overdekken
- zullen overdekken
- zullen overdekken
- zullen overdekken
o.v.t.t.
- zou overdekken
- zou overdekken
- zou overdekken
- zouden overdekken
- zouden overdekken
- zouden overdekken
en verder
- is overdekt
- zijn overdekt
diversen
- overdek!
- overdekt!
- overdekt
- overdekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for overdekken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
täcka | overdekken | afdekken; afschermen; afschutten; bekleden; beschermen; beschutten; bestraten; dekken; indekken; kaften; overkappen; overtrekken; overwelven; plaveien; stofferen; van bekleding voorzien |
täcka över | overdekken | bedekken; bekleden; overtrekken |
övertäcka | overdekken | indekken |
Other | Related Translations | Other Translations |
täcka | bedekken; met iets bestrijken | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
täcka | overdekt | |
övertäcka | bedekt; overkapt |