Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. overmeesteren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for overmeesteren from Dutch to Swedish

overmeesteren:

overmeesteren verbe (overmeester, overmeestert, overmeesterde, overmeesterden, overmeesterd)

  1. overmeesteren (overweldigen; zich meester maken van; overmannen)
    överkommande
    • överkommande verbe (överkommander, överkommandde, överkommandet)

Conjugations for overmeesteren:

o.t.t.
  1. overmeester
  2. overmeestert
  3. overmeestert
  4. overmeesteren
  5. overmeesteren
  6. overmeesteren
o.v.t.
  1. overmeesterde
  2. overmeesterde
  3. overmeesterde
  4. overmeesterden
  5. overmeesterden
  6. overmeesterden
v.t.t.
  1. heb overmeesterd
  2. hebt overmeesterd
  3. heeft overmeesterd
  4. hebben overmeesterd
  5. hebben overmeesterd
  6. hebben overmeesterd
v.v.t.
  1. had overmeesterd
  2. had overmeesterd
  3. had overmeesterd
  4. hadden overmeesterd
  5. hadden overmeesterd
  6. hadden overmeesterd
o.t.t.t.
  1. zal overmeesteren
  2. zult overmeesteren
  3. zal overmeesteren
  4. zullen overmeesteren
  5. zullen overmeesteren
  6. zullen overmeesteren
o.v.t.t.
  1. zou overmeesteren
  2. zou overmeesteren
  3. zou overmeesteren
  4. zouden overmeesteren
  5. zouden overmeesteren
  6. zouden overmeesteren
en verder
  1. ben overmeesterd
  2. bent overmeesterd
  3. is overmeesterd
  4. zijn overmeesterd
  5. zijn overmeesterd
  6. zijn overmeesterd
diversen
  1. overmeester!
  2. overmeestert!
  3. overmeesterd
  4. overmeesterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for overmeesteren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
överkommande overmannen; overmeesteren; overweldigen; zich meester maken van

Wiktionary Translations for overmeesteren:


Cross Translation:
FromToVia
overmeesteren besegra best — to beat