Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. overtuigend:
  2. overtuigen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for overtuigend from Dutch to Swedish

overtuigend:

overtuigend adj

  1. overtuigend (afdoend; klemmend)
  2. overtuigend (afdoend; beslissend)

Translation Matrix for overtuigend:

NounRelated TranslationsOther Translations
avgörande afhandelen; beslissing; raadsbesluit
övertalande aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren; troggelarij
ModifierRelated TranslationsOther Translations
avgörande afdoend; beslissend; overtuigend daadkrachtig; dynamisch; energiek
övertalande afdoend; klemmend; overtuigend flemerig; flikflooierig; overredend; slijmerig; stroperig

Related Words for "overtuigend":

  • overtuigender, overtuigendere, overtuigendst, overtuigendste

Wiktionary Translations for overtuigend:


Cross Translation:
FromToVia
overtuigend övertygande cogent — reasonable and convincing; based on evidence
overtuigend övertygande cogent — appealing to the intellect or powers of reasoning
overtuigend övertygande cogent — forcefully persuasive

overtuigen:

overtuigen verbe (overtuig, overtuigt, overtuigde, overtuigden, overtuigd)

  1. overtuigen (overreden; overhalen; ompraten)
    övertala; övertyga
    • övertala verbe (övertalar, övertalade, övertalat)
    • övertyga verbe (övertygar, övertygade, övertygat)

Conjugations for overtuigen:

o.t.t.
  1. overtuig
  2. overtuigt
  3. overtuigt
  4. overtuigen
  5. overtuigen
  6. overtuigen
o.v.t.
  1. overtuigde
  2. overtuigde
  3. overtuigde
  4. overtuigden
  5. overtuigden
  6. overtuigden
v.t.t.
  1. heb overtuigd
  2. hebt overtuigd
  3. heeft overtuigd
  4. hebben overtuigd
  5. hebben overtuigd
  6. hebben overtuigd
v.v.t.
  1. had overtuigd
  2. had overtuigd
  3. had overtuigd
  4. hadden overtuigd
  5. hadden overtuigd
  6. hadden overtuigd
o.t.t.t.
  1. zal overtuigen
  2. zult overtuigen
  3. zal overtuigen
  4. zullen overtuigen
  5. zullen overtuigen
  6. zullen overtuigen
o.v.t.t.
  1. zou overtuigen
  2. zou overtuigen
  3. zou overtuigen
  4. zouden overtuigen
  5. zouden overtuigen
  6. zouden overtuigen
en verder
  1. ben overtuigd
  2. bent overtuigd
  3. is overrtuigd
  4. zijn overtuigd
  5. zijn overtuigd
  6. zijn overtuigd
diversen
  1. overtuig!
  2. overtuigt!
  3. overtuigd
  4. overtuigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for overtuigen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
övertala ompraten; overhalen; overreden; overtuigen tot iets bewegen; verleiden tot
övertyga ompraten; overhalen; overreden; overtuigen

Related Definitions for "overtuigen":

  1. duidelijk maken dat het waar is1
    • tenslotte heb ik hem overtuigd1
  2. erachter komen dat het zo is1
    • ik overtuigde mij ervan dat de deur dicht was1

Wiktionary Translations for overtuigen:


Cross Translation:
FromToVia
overtuigen övertyga convince — to make someone believe, or feel sure about something
overtuigen övertyga persuade — convince
overtuigen överbevisa; övertyga convaincre — Amener quelqu'un, par le raisonnement, à croire quelque chose