Dutch
Detailed Translations for rangeren from Dutch to Swedish
rangeren:
Conjugations for rangeren:
o.t.t.
- rangeer
- rangeert
- rangeert
- rangeren
- rangeren
- rangeren
o.v.t.
- rangeerde
- rangeerde
- rangeerde
- rangeerden
- rangeerden
- rangeerden
v.t.t.
- heb gerangeerd
- hebt gerangeerd
- heeft gerangeerd
- hebben gerangeerd
- hebben gerangeerd
- hebben gerangeerd
v.v.t.
- had gerangeerd
- had gerangeerd
- had gerangeerd
- hadden gerangeerd
- hadden gerangeerd
- hadden gerangeerd
o.t.t.t.
- zal rangeren
- zult rangeren
- zal rangeren
- zullen rangeren
- zullen rangeren
- zullen rangeren
o.v.t.t.
- zou rangeren
- zou rangeren
- zou rangeren
- zouden rangeren
- zouden rangeren
- zouden rangeren
en verder
- ben gerangeerd
- bent gerangeerd
- is gerangeerd
- zijn gerangeerd
- zijn gerangeerd
- zijn gerangeerd
diversen
- rangeer!
- rangeert!
- gerangeerd
- rangerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for rangeren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
ordna | ordenen; rangeren; schiften; sorteren; uitzoeken | afspreken; archiveren; arrangeren; bedisselen; bevelen; bewaren; classificeren; dicteren; gebieden; gelasten; iets op touw zetten; iets regelen; in het gelid stellen; inrichten; installeren; op orde brengen; opbergen; opslaan; rangordenen; rangschikken; rechtmaken; regelen; reglementeren; scharen; schikken; voorschrijven |
rangera | ordenen; rangeren; schiften; sorteren; uitzoeken | |
reda ut | ordenen; rangeren; schiften; sorteren; uitzoeken | ontraadselen; ontrafelen; ontwarren; uit de war halen; uit elkaar halen; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken |
sortera | ordenen; rangeren; schiften; sorteren; uitzoeken | classificeren; ficheren; rangschikken; sorteren; voorsorteren |