Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. reviseren:


Dutch

Detailed Translations for reviseren from Dutch to Swedish

reviseren:

reviseren verbe (reviseer, reviseert, reviseerde, reviseerden, gereviseerd)

  1. reviseren
    gå igenom; se över; undersöka noggrant
    • gå igenom verbe (går igenom, gick igenom, gått igenom)
    • se över verbe (ser över, såg över, sett över)
    • undersöka noggrant verbe (undersöker noggrant, undersökte noggrant, undersökt noggrant)

Conjugations for reviseren:

o.t.t.
  1. reviseer
  2. reviseert
  3. reviseert
  4. reviseren
  5. reviseren
  6. reviseren
o.v.t.
  1. reviseerde
  2. reviseerde
  3. reviseerde
  4. reviseerden
  5. reviseerden
  6. reviseerden
v.t.t.
  1. heb gereviseerd
  2. hebt gereviseerd
  3. heeft gereviseerd
  4. hebben gereviseerd
  5. hebben gereviseerd
  6. hebben gereviseerd
v.v.t.
  1. had gereviseerd
  2. had gereviseerd
  3. had gereviseerd
  4. hadden gereviseerd
  5. hadden gereviseerd
  6. hadden gereviseerd
o.t.t.t.
  1. zal reviseren
  2. zult reviseren
  3. zal reviseren
  4. zullen reviseren
  5. zullen reviseren
  6. zullen reviseren
o.v.t.t.
  1. zou reviseren
  2. zou reviseren
  3. zou reviseren
  4. zouden reviseren
  5. zouden reviseren
  6. zouden reviseren
en verder
  1. ben gereviseerd
  2. bent gereviseerd
  3. is gereviseerd
  4. zijn gereviseerd
  5. zijn gereviseerd
  6. zijn gereviseerd
diversen
  1. reviseer!
  2. reviseert!
  3. gereviseerd
  4. reviserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for reviseren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
gå igenom reviseren binnen gaan; doornemen; doorzoeken; erdoor gaan; inhalen; overheen gaan; passeren; penetreren; voorbijgaan; voorbijrijden
se över reviseren inspecteren; overzien
undersöka noggrant reviseren