Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. schaarsheid:
  2. schaars:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for schaarsheid from Dutch to Swedish

schaarsheid:

schaarsheid [de ~ (v)] nom

  1. de schaarsheid (schaarste; gebrek; tekort; krapte)
    knapphet; brist; avsaknad

Translation Matrix for schaarsheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
avsaknad gebrek; krapte; schaarsheid; schaarste; tekort behoefte; gebrek; gemis
brist gebrek; krapte; schaarsheid; schaarste; tekort behoefte; gebrek; gemis; kwaaltje; manco; noodlijdendheid; nulvoorraad; ontstentenis; schaarste; tekort; tekortkoming
knapphet gebrek; krapte; schaarsheid; schaarste; tekort

Related Words for "schaarsheid":


schaarsheid form of schaars:


Translation Matrix for schaars:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
sällan schaars; zeldzaam
sällsynt ongemeen; ongewoon; raar; schaars; uitzonderlijk; uniek; zelden; zeldzaam apart; buitenissig; dun; excentriek; extravagant; ijl; typisch; van geringe dichtheid; vreemd

Related Words for "schaars":


Antonyms for "schaars":


Related Definitions for "schaars":

  1. waar maar weinig van is1
    • in sommige landen is de benzine schaars1

Wiktionary Translations for schaars:


Cross Translation:
FromToVia
schaars knapp; knappt knappgerade noch ausreichend, wenig; weniger werdend oder geworden
schaars sällsynt seltenattributiv, prädikativ: nur in geringen Mengen vorhanden
schaars sällan seltenadverbiell: nicht häufig passierend; die Wiederholungen haben eine große Zeitspanne
schaars otillräcklig; odudlig insuffisant — Qui ne suffire pas.
schaars rar; sällsam; sällspord; sällsynt rare — Qui est en petit nombre, qui se trouve difficilement.