Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. schamen:


Dutch

Detailed Translations for schamen from Dutch to Swedish

schamen:

schamen verbe (schaam, schaamt, schaamde, schaamden, geschaamd)

  1. schamen (generen)
    vara generad
    • vara generad verbe (är generad, var generad, varit generad)
  2. schamen (zich schamen; beschaamd voelen)
    vara skamsen
    • vara skamsen verbe (är skamsen, var skamsen, varit skamsen)

Conjugations for schamen:

o.t.t.
  1. schaam
  2. schaamt
  3. schaamt
  4. schamen
  5. schamen
  6. schamen
o.v.t.
  1. schaamde
  2. schaamde
  3. schaamde
  4. schaamden
  5. schaamden
  6. schaamden
v.t.t.
  1. ben geschaamd
  2. bent geschaamd
  3. is geschaamd
  4. zijn geschaamd
  5. zijn geschaamd
  6. zijn geschaamd
v.v.t.
  1. was geschaamd
  2. was geschaamd
  3. was geschaamd
  4. waren geschaamd
  5. waren geschaamd
  6. waren geschaamd
o.t.t.t.
  1. zal schamen
  2. zult schamen
  3. zal schamen
  4. zullen schamen
  5. zullen schamen
  6. zullen schamen
o.v.t.t.
  1. zou schamen
  2. zou schamen
  3. zou schamen
  4. zouden schamen
  5. zouden schamen
  6. zouden schamen
diversen
  1. schaam!
  2. schaamt!
  3. geschaamd
  4. schamende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for schamen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
vara generad generen; schamen
vara skamsen beschaamd voelen; schamen; zich schamen

Related Translations for schamen