Dutch
Detailed Translations for slip from Dutch to Swedish
slip:
-
de slip (onderbroek; slipje)
underbyxor; damkalsonger; underkjolar; dambyxor; inderkläder-
underbyxor nom
-
damkalsonger nom
-
underkjolar nom
-
dambyxor nom
-
inderkläder nom
-
Translation Matrix for slip:
Noun | Related Translations | Other Translations |
dambyxor | onderbroek; slip; slipje | onderbroeken; slipjes |
damkalsonger | onderbroek; slip; slipje | onderbroeken; slipjes |
inderkläder | onderbroek; slip; slipje | |
underbyxor | onderbroek; slip; slipje | broekje; korte broek; onderbroeken; slipjes |
underkjolar | onderbroek; slip; slipje |
Related Words for "slip":
slippen:
-
slippen (uitglijden)
-
slippen (onderuitgaan; uitschuiven; uitglibberen; uitglijden; wegschieten; uitschieten)
Conjugations for slippen:
o.t.t.
- slip
- slipt
- slipt
- slippen
- slippen
- slippen
o.v.t.
- slipte
- slipte
- slipte
- slipten
- slipten
- slipten
v.t.t.
- heb geslipt
- hebt geslipt
- heeft geslipt
- hebben geslipt
- hebben geslipt
- hebben geslipt
v.v.t.
- had geslipt
- had geslipt
- had geslipt
- hadden geslipt
- hadden geslipt
- hadden geslipt
o.t.t.t.
- zal slippen
- zult slippen
- zal slippen
- zullen slippen
- zullen slippen
- zullen slippen
o.v.t.t.
- zou slippen
- zou slippen
- zou slippen
- zouden slippen
- zouden slippen
- zouden slippen
en verder
- ben geslipt
- bent geslipt
- is geslipt
- zijn geslipt
- zijn geslipt
- zijn geslipt
diversen
- slip!
- slipt!
- geslipt
- slippend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het slippen
Translation Matrix for slippen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
glidande | slippen | geglij; uitglijden |
rutschande | slippen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
falla över | onderuitgaan; slippen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegschieten | |
glida av | slippen; uitglijden | afdalen; naarbeneden glijden |