Dutch

Detailed Translations for sloof from Dutch to Swedish

sloof:

sloof [de ~ (v)] nom

  1. de sloof (schort; voorschoot; werkschort; schortje)
    förkläde
  2. de sloof (huissloof; moeke)

Translation Matrix for sloof:

NounRelated TranslationsOther Translations
förkläde schort; schortje; sloof; voorschoot; werkschort overgooier
hushålls slitande huissloof; moeke; sloof

Related Words for "sloof":


sloven:

sloven verbe (sloof, slooft, sloofte, slooften, geslooft)

  1. sloven (zich afsloven; zwoegen; ploeteren; )
    slava; träla; arbeta som en slav; slita och släpa
    • slava verbe (slavar, slavade, slavat)
    • träla verbe (trälar, trälade, trälat)
    • arbeta som en slav verbe (arbetar som en slav, arbetade som en slav, arbetat som en slav)
    • slita och släpa verbe (sliter och släpa, slet och släpa, slitit och släpa)
  2. sloven (hard werken; half dood werken; afbeulen; )
    jobba natt och dag; arbeta hårt; jobba ihjäl sig
    • jobba natt och dag verbe (jobbar natt och dag, jobbade natt och dag, jobbat natt och dag)
    • arbeta hårt verbe (arbetar hårt, arbetade hårt, arbetat hårt)
    • jobba ihjäl sig verbe (jobbar ihjäl sig, jobbade ihjäl sig, jobbat ihjäl sig)

Conjugations for sloven:

o.t.t.
  1. sloof
  2. slooft
  3. slooft
  4. sloven
  5. sloven
  6. sloven
o.v.t.
  1. sloofte
  2. sloofte
  3. sloofte
  4. slooften
  5. slooften
  6. slooften
v.t.t.
  1. heb geslooft
  2. hebt geslooft
  3. heeft geslooft
  4. hebben geslooft
  5. hebben geslooft
  6. hebben geslooft
v.v.t.
  1. had geslooft
  2. had geslooft
  3. had geslooft
  4. hadden geslooft
  5. hadden geslooft
  6. hadden geslooft
o.t.t.t.
  1. zal sloven
  2. zult sloven
  3. zal sloven
  4. zullen sloven
  5. zullen sloven
  6. zullen sloven
o.v.t.t.
  1. zou sloven
  2. zou sloven
  3. zou sloven
  4. zouden sloven
  5. zouden sloven
  6. zouden sloven
en verder
  1. ben geslooft
  2. bent geslooft
  3. is geslooft
  4. zijn geslooft
  5. zijn geslooft
  6. zijn geslooft
diversen
  1. sloof!
  2. slooft!
  3. geslooft
  4. slovend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for sloven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
arbeta hårt aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven aanpoten; flink aanpakken; hard werken
arbeta som en slav afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen
jobba ihjäl sig aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven
jobba natt och dag aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven
slava afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen
slita och släpa afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen
träla afbeulen; afjakkeren; afsloven; ploeteren; sappelen; sloven; zich afsloven; zwoegen

Related Words for "sloven":