Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. sodemieteren:
  2. sodemieter:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for sodemieteren from Dutch to Swedish

sodemieteren:

sodemieteren verbe (sodemieter, sodemietert, sodemieterde, sodemieterden, gesodemieterd)

  1. sodemieteren
    kasta; slänga; kassera; hiva
    • kasta verbe (kastar, kastade, kastat)
    • slänga verbe (slänger, slängde, slängt)
    • kassera verbe (kasserar, kasserade, kasserat)
    • hiva verbe (hivar, hivade, hivat)

Conjugations for sodemieteren:

o.t.t.
  1. sodemieter
  2. sodemietert
  3. sodemietert
  4. sodemieteren
  5. sodemieteren
  6. sodemieteren
o.v.t.
  1. sodemieterde
  2. sodemieterde
  3. sodemieterde
  4. sodemieterden
  5. sodemieterden
  6. sodemieterden
v.t.t.
  1. heb gesodemieterd
  2. hebt gesodemieterd
  3. heeft gesodemieterd
  4. hebben gesodemieterd
  5. hebben gesodemieterd
  6. hebben gesodemieterd
v.v.t.
  1. had gesodemieterd
  2. had gesodemieterd
  3. had gesodemieterd
  4. hadden gesodemieterd
  5. hadden gesodemieterd
  6. hadden gesodemieterd
o.t.t.t.
  1. zal sodemieteren
  2. zult sodemieteren
  3. zal sodemieteren
  4. zullen sodemieteren
  5. zullen sodemieteren
  6. zullen sodemieteren
o.v.t.t.
  1. zou sodemieteren
  2. zou sodemieteren
  3. zou sodemieteren
  4. zouden sodemieteren
  5. zouden sodemieteren
  6. zouden sodemieteren
en verder
  1. ben gesodemieterd
  2. bent gesodemieterd
  3. is gesodemieterd
  4. zijn gesodemieterd
  5. zijn gesodemieterd
  6. zijn gesodemieterd
diversen
  1. sodemieter!
  2. sodemietert!
  3. gesodemieterd
  4. sodemieterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for sodemieteren:

NounRelated TranslationsOther Translations
kasta gesmijt; gooi; handeling van gooien; worp
VerbRelated TranslationsOther Translations
hiva sodemieteren smijten
kassera sodemieteren afdanken; afschaffen; ecarteren; laten uitvallen
kasta sodemieteren afsmijten; afwerpen; gooien; keilen; kelderen; ontdoen; slingeren; smijten; zakken; zich van iets ontdoen
slänga sodemieteren eruit werken; keilen; kelderen; ontdoen; rukken; smijten; trekken; zakken; zich van iets ontdoen

Related Words for "sodemieteren":


sodemieteren form of sodemieter:

sodemieter [de ~ (m)] nom

  1. de sodemieter
    grobian; skitskalle; idiot

Translation Matrix for sodemieter:

NounRelated TranslationsOther Translations
grobian sodemieter hork; kinkel; lomperd; proleet; vlegel
idiot sodemieter dolleman; domkop; dommerik; domoor; druiloor; dwaas; geesteszieke; gek; idioot; imbeciel; kalfskop; krankzinnige; oen; onnozelaar; onnozele; onnozele hals; rund; schaapskop; schapenkop; stommeling; stommerd; stommerik; sufferd; sufferdje; sukkel; sul; uilskuiken; waanzinnige
skitskalle sodemieter

Related Words for "sodemieter":


Wiktionary Translations for sodemieter:


Cross Translation:
FromToVia
sodemieter skurk; bov; niding Halunke(abwertend)
sodemieter spoling Halunke(scherzend) kleiner frecher Junge
sodemieter skälm Schelm — Mensch, der gerne scherzt und neckt

External Machine Translations: