Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. steven:
  2. stevenen:
  3. stijven:
  4. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for steven from Dutch to Swedish

steven:

steven [de ~ (m)] nom

  1. de steven (voorsteven; boeg)
    förstäv; stäv; för

Translation Matrix for steven:

NounRelated TranslationsOther Translations
för boeg; steven; voorsteven
förstäv boeg; steven; voorsteven
stäv boeg; steven; voorsteven
OtherRelated TranslationsOther Translations
för pro
ModifierRelated TranslationsOther Translations
för namelijk; voor; want

Related Words for "steven":


steven form of stevenen:

stevenen verbe (steven, stevent, stevende, stevenden, gestevend)

  1. stevenen
    styra mot
    • styra mot verbe (styr mot, styrde mot, styrt mot)

Conjugations for stevenen:

o.t.t.
  1. steven
  2. stevent
  3. stevent
  4. stevenen
  5. stevenen
  6. stevenen
o.v.t.
  1. stevende
  2. stevende
  3. stevende
  4. stevenden
  5. stevenden
  6. stevenden
v.t.t.
  1. heb gestevend
  2. hebt gestevend
  3. heeft gestevend
  4. hebben gestevend
  5. hebben gestevend
  6. hebben gestevend
v.v.t.
  1. had gestevend
  2. had gestevend
  3. had gestevend
  4. hadden gestevend
  5. hadden gestevend
  6. hadden gestevend
o.t.t.t.
  1. zal stevenen
  2. zult stevenen
  3. zal stevenen
  4. zullen stevenen
  5. zullen stevenen
  6. zullen stevenen
o.v.t.t.
  1. zou stevenen
  2. zou stevenen
  3. zou stevenen
  4. zouden stevenen
  5. zouden stevenen
  6. zouden stevenen
en verder
  1. ben gestevend
  2. bent gestevend
  3. is gestevend
  4. zijn gestevend
  5. zijn gestevend
  6. zijn gestevend
diversen
  1. steven!
  2. stevent!
  3. gestevend
  4. stevenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for stevenen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
styra mot stevenen aflopen; afstevenen; koers zetten naar; vervoegen; zich begeven naar

Related Words for "stevenen":


steven form of stijven:

stijven verbe (stijf, stijft, steef, steven, gesteven)

  1. stijven (stijf maken)
    stärka; stärka tyg
    • stärka verbe (stärker, stärkte, stärkt)
    • stärka tyg verbe (stärker tyg, stärkte tyg, stärkt tyg)

Conjugations for stijven:

o.t.t.
  1. stijf
  2. stijft
  3. stijft
  4. stijven
  5. stijven
  6. stijven
o.v.t.
  1. steef
  2. steef
  3. steef
  4. steven
  5. steven
  6. steven
v.t.t.
  1. heb gesteven
  2. hebt gesteven
  3. heeft gesteven
  4. hebben gesteven
  5. hebben gesteven
  6. hebben gesteven
v.v.t.
  1. had gesteven
  2. had gesteven
  3. had gesteven
  4. hadden gesteven
  5. hadden gesteven
  6. hadden gesteven
o.t.t.t.
  1. zal stijven
  2. zult stijven
  3. zal stijven
  4. zullen stijven
  5. zullen stijven
  6. zullen stijven
o.v.t.t.
  1. zou stijven
  2. zou stijven
  3. zou stijven
  4. zouden stijven
  5. zouden stijven
  6. zouden stijven
en verder
  1. ben gesteven
  2. bent gesteven
  3. is gesteven
  4. zijn gesteven
  5. zijn gesteven
  6. zijn gesteven
diversen
  1. stijf!
  2. stijft!
  3. gesteven
  4. stijvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for stijven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
stärka stijf maken; stijven aanscherpen; consolideren; intensiveren; sterker maken; toespitsen; verhevigen; versterken; verstevigen
stärka tyg stijf maken; stijven

Wiktionary Translations for stijven:


Cross Translation:
FromToVia
stijven ombesörja pourvoir — Aviser à quelque chose, y donner ordre, suppléer à ce qui manque. (Sens général)