Summary


Dutch

Detailed Translations for terugspoelen from Dutch to Swedish

terugspoelen:

terugspoelen verbe (spoel terug, spoelt terug, spoelde terug, spoelden terug, teruggespoeld)

  1. terugspoelen (terugvloeien; terugstromen)
    rinna tillbaka; strömma tillbaka; flyta tillbaka
    • rinna tillbaka verbe (rinner tillbaka, rann tillbaka, runit tillbaka)
    • strömma tillbaka verbe (strömmer tillbaka, strömde tillbaka, strömt tillbaka)
    • flyta tillbaka verbe (flytar tillbaka, flytade tillbaka, flytat tillbaka)
  2. terugspoelen

Conjugations for terugspoelen:

o.t.t.
  1. spoel terug
  2. spoelt terug
  3. spoelt terug
  4. spoelen terug
  5. spoelen terug
  6. spoelen terug
o.v.t.
  1. spoelde terug
  2. spoelde terug
  3. spoelde terug
  4. spoelden terug
  5. spoelden terug
  6. spoelden terug
v.t.t.
  1. heb teruggespoeld
  2. hebt teruggespoeld
  3. heeft teruggespoeld
  4. hebben teruggespoeld
  5. hebben teruggespoeld
  6. hebben teruggespoeld
v.v.t.
  1. had teruggespoeld
  2. had teruggespoeld
  3. had teruggespoeld
  4. hadden teruggespoeld
  5. hadden teruggespoeld
  6. hadden teruggespoeld
o.t.t.t.
  1. zal terugspoelen
  2. zult terugspoelen
  3. zal terugspoelen
  4. zullen terugspoelen
  5. zullen terugspoelen
  6. zullen terugspoelen
o.v.t.t.
  1. zou terugspoelen
  2. zou terugspoelen
  3. zou terugspoelen
  4. zouden terugspoelen
  5. zouden terugspoelen
  6. zouden terugspoelen
en verder
  1. ben teruggespoeld
  2. bent teruggespoeld
  3. is teruggespoeld
  4. zijn teruggespoeld
  5. zijn teruggespoeld
  6. zijn teruggespoeld
diversen
  1. spoel terug !
  2. spoelt terug !
  3. teruggespoeld
  4. terugspoelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for terugspoelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
flyta tillbaka terugspoelen; terugstromen; terugvloeien
rinna tillbaka terugspoelen; terugstromen; terugvloeien
spola tillbaka terugspoelen
strömma tillbaka terugspoelen; terugstromen; terugvloeien

External Machine Translations: