Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. uitgerekend:
  2. uitrekenen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for uitgerekend from Dutch to Swedish

uitgerekend:

uitgerekend adj

  1. uitgerekend (kloppend; waar; juist; precies)

Translation Matrix for uitgerekend:

NounRelated TranslationsOther Translations
riktighet correctheid; gelijk; nauwlettendheid
ModifierRelated TranslationsOther Translations
riktighet juist; kloppend; precies; uitgerekend; waar

Related Definitions for "uitgerekend":

  1. juist als dat ongelukkig uitkomt1
    • uitgerekend op mijn verjaardag moest hij werken1
  2. wanneer ze moet bevallen1
    • mijn vrouw is half januari uitgerekend1

uitrekenen:

uitrekenen verbe (reken uit, rekent uit, rekende uit, rekenden uit, uitgerekend)

  1. uitrekenen (berekenen; becijferen; uitwerken; calculeren)
    beräkna
    • beräkna verbe (beräknar, beräknade, beräknat)

Conjugations for uitrekenen:

o.t.t.
  1. reken uit
  2. rekent uit
  3. rekent uit
  4. rekenen uit
  5. rekenen uit
  6. rekenen uit
o.v.t.
  1. rekende uit
  2. rekende uit
  3. rekende uit
  4. rekenden uit
  5. rekenden uit
  6. rekenden uit
v.t.t.
  1. heb uitgerekend
  2. hebt uitgerekend
  3. heeft uitgerekend
  4. hebben uitgerekend
  5. hebben uitgerekend
  6. hebben uitgerekend
v.v.t.
  1. had uitgerekend
  2. had uitgerekend
  3. had uitgerekend
  4. hadden uitgerekend
  5. hadden uitgerekend
  6. hadden uitgerekend
o.t.t.t.
  1. zal uitrekenen
  2. zult uitrekenen
  3. zal uitrekenen
  4. zullen uitrekenen
  5. zullen uitrekenen
  6. zullen uitrekenen
o.v.t.t.
  1. zou uitrekenen
  2. zou uitrekenen
  3. zou uitrekenen
  4. zouden uitrekenen
  5. zouden uitrekenen
  6. zouden uitrekenen
en verder
  1. ben uitgerekend
  2. bent uitgerekend
  3. is uitgerekend
  4. zijn uitgerekend
  5. zijn uitgerekend
  6. zijn uitgerekend
diversen
  1. reken uit!
  2. rekent uit!
  3. uitgerekend
  4. uitrekenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitrekenen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
beräkna becijferen; berekenen; calculeren; uitrekenen; uitwerken begroten; berekenen; factureren; in rekening brengen; ramen; rekenen; schatten
- berekenen

Synonyms for "uitrekenen":


Related Definitions for "uitrekenen":

  1. iets aan de weet komen door te rekenen1
    • kun je uitrekenen hoeveel je van me krijgt?1

Wiktionary Translations for uitrekenen:


Cross Translation:
FromToVia
uitrekenen kalkylera; beräkna; uträkna calculerdéterminer un nombre au moyen d’un calcul, de calculs.
uitrekenen beräkna; uträkna compterdéterminer (une quantité, un nombre), plus particulièrement par un dénombrement, sinon par un calcul.

External Machine Translations: