Summary
Dutch to Swedish: more detail...
- verbijstering:
-
Wiktionary:
- verbijstering → bestörtning, stupor, nedslagenhet, avmattning, kraftlöshet, häpnad
Dutch
Detailed Translations for verbijstering from Dutch to Swedish
verbijstering:
-
de verbijstering (schrik)
-
de verbijstering (verbouwereerdheid; ontsteldheid)
Translation Matrix for verbijstering:
Noun | Related Translations | Other Translations |
avsky | schrik; verbijstering | afgrijzen; gruwen; verafschuwing; verfoeiing; verfoeilijkheid; walging; weerzin |
bestörtning | schrik; verbijstering | consternatie; geschoktheid; ontzetting; verslagenheid |
fruktan | schrik; verbijstering | |
förbryllning | ontsteldheid; verbijstering; verbouwereerdheid | |
rädsla | schrik; verbijstering | angsten; beduchtheid; paniek; schrikbeelden; schuchterheid |
skräck | schrik; verbijstering | Horror; spinnenkop; vervelend spook |
Verb | Related Translations | Other Translations |
avsky | geringschatten; haten; minachten; neerkijken op; verachten; verafschuwen; verfoeien |
Wiktionary Translations for verbijstering:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verbijstering | → bestörtning | ↔ Bestürzung — Gefühl zufolge einer unerwarteten schlechten Nachricht |
• verbijstering | → stupor | ↔ stupor — a state of reduced consciousness or sensibility |
• verbijstering | → nedslagenhet; avmattning; kraftlöshet | ↔ abattement — diminution rapide, d’une durée plus ou moins longue, des forces physiques et des fonctions psychiques. |
• verbijstering | → bestörtning; häpnad | ↔ stupéfaction — étonnement profond qui produire la stupeur. |
External Machine Translations: