Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. verschaald:
  2. verschalen:


Dutch

Detailed Translations for verschaald from Dutch to Swedish

verschaald:


verschalen:

verschalen verbe (verschaal, verschaalt, verschaalde, verschaalden, verschaald)

  1. verschalen
    bli fadd; bli smaklös; bli avslagen
    • bli fadd verbe (blir fadd, blev fadd, blivit fadd)
    • bli smaklös verbe (blir smaklös, blev smaklös, blivit smaklös)
    • bli avslagen verbe (blir avslagen, blev avslagen, blivit avslagen)

Conjugations for verschalen:

o.t.t.
  1. verschaal
  2. verschaalt
  3. verschaalt
  4. verschalen
  5. verschalen
  6. verschalen
o.v.t.
  1. verschaalde
  2. verschaalde
  3. verschaalde
  4. verschaalden
  5. verschaalden
  6. verschaalden
v.t.t.
  1. ben verschaald
  2. bent verschaald
  3. is verschaald
  4. zijn verschaald
  5. zijn verschaald
  6. zijn verschaald
v.v.t.
  1. was verschaald
  2. was verschaald
  3. was verschaald
  4. waren verschaald
  5. waren verschaald
  6. waren verschaald
o.t.t.t.
  1. zal verschalen
  2. zult verschalen
  3. zal verschalen
  4. zullen verschalen
  5. zullen verschalen
  6. zullen verschalen
o.v.t.t.
  1. zou verschalen
  2. zou verschalen
  3. zou verschalen
  4. zouden verschalen
  5. zouden verschalen
  6. zouden verschalen
diversen
  1. verschaal!
  2. verschaalt!
  3. verschaald
  4. verschalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verschalen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
bli avslagen verschalen
bli fadd verschalen
bli smaklös verschalen